De ruilbeurs breekt aan! Little Shu krijgt de hearthstone Adder’s Eye, die hij had uitgeleend aan Atis, terug. Xar, Phoenix en Eye of Autumn schaffen warstriders aan. Die van Phoenix wordt door Ghurkan betaald. Het zijn Noble warstriders, behalve die van Eye, die is Royal. Phoenix neemt de power mace uit Gaia. Atis en Sango willen het Solar Cannon graag bij de solar groep houden, dus die wordt niet aangeboden.
Olric en Marina gaan bij de nieuw gebouwde manse langs, die is gebouwd door een solar genaamd The Reaper. Ze informeren naar geomantische spreuken. Hij heeft er een aantal. Olric mag Parting of the Seas overschrijven, in ruil voor het regelen van snel transport. Hij wil ze meesturen met de No Moon lunars die naar het Book of Thee Circles gaan. Dat lukt, een heel jonge No Moon stemt er mee in. Hij blijkt The Reaper te herkennen als zijn solar mate.
De ruilbeurs is voorbij. De lunars moeten beslissen welke gate naar Malpheas ze gaan nemen. Na enige discussie wordt besloten dat ze met de solars mee naar Nexus zullen reizen, via een serie gates. We reizen via Yu Shan. Het is er nacht. Er staat één boze rode ster aan de hemel: Mars. Uit omringende straten en stegen klinkt wapengekletter en geschreeuw, het is oorlog. Over de koepel van de Games of Divinity ligt een krachtveld in de vorm van een kwal. De tentakels liggen in de stad, ook op dit plein. De dienstdoende Celestial Lion ziet het kasteteken van Ghurkan en leidt hem naar gate 49. “Een weinig gebruikte.” Hij zigzagt rondom tentakels heen, en vermijdt ook een paar andere plaatsen waar niets aan de hand lijkt te zijn. Onderweg ziet hij er steeds krijgslustiger uit. Hij moet zometeen gaan vechten. We houden hem niet op.
Wij komen uit in de tombe onder Nexus. Daar nemen solars en lunars afscheid.
De Lunars:
We stappen door de Gate. We komen in een grote woestijn. Het is nacht. De sterren blijken spiraalvormige vlekjes te zijn. Er is ergens een centraal punt waar de sterren naar toe lijken te stromen. His blijkt een demon-vorm te hebben, een Neomah. Een delicate paarse androgyne gestalte met veel piercings. Hij heeft een bijpassende vorm voor zijn daiklave: die ziet er nu uit als een grote maanzilveren dildo met stekels aan de onderkant. Hij is er erg trots op.
De eerste nacht maken we geen vuur. Eye neemt haar Ice Weasel-vorm aan en beschut de kouwelijke types. De volgende dag verandert het karakter van de woestijn: er zijn mesa’s. Het valt Marina en Shi Mei Lan op dat er rimpelingen ontstaan. Ze dirigeren ons snel naar een beschutte plek. Er komt een groot rotsblok naar beneden. Het kaatst tegen een paar van de mesa’s en klapt tegen bergmuren. Deze vlakte is een enorme flipperkast. Na een paar van deze incidenten besluiten we te gaan vliegen. His gaat op de rug van Tawuz, Eye als reuzen-bidsprinkhaan, Marina als sperwer, maar dan ter grootte van een kolibri, en Shi Mei Lan gaat als sharkbat.
De derde dag bevat de woestijn cactussen. Halverwege de dag komen we bij een oase. Er staan ezels, er lopen mensachtige gedaanten in ruime gewaden en er is een stokoud tempeltje. We besluiten om even te gaan kijken. Eye en Shi Mei Lan blijven achter, Tawuz en Marina gaan en His gaat mee in zijn gedaante als Neomah. We landen. Bedoeīnen met kromzwaarden versperren de weg. Ze willen ons geen water geven. His sist: “Wij zijn ambassadeurs.” “Oh, waarvan?” “Van de seks,” improviseert His.
“OK, per halve liter water één keer.”
We proberen nog toenadering te zoeken, maar de touareg wil zelfs zijn naam niet geven.
Tawuz gaat terug naar mensvorm en zegt: “Deze grap heeft lang genoeg geduurd. Ik ben van de familie Regenboog. Dit was bedoeld als beleefdheidsbezoek.”
De touareg neemt ons mee naar de sjeik. Die zit in een tent met schaarsgeklede dames. Ze blijken van het Gilde te zijn. Ze zijn op weg naar Malpheas, met een lading slaven: demonen zijn goed van betalen. Bij de vorige lading leverde elke slaaf het gewicht van zijn ziel op aan Chalcanth. Zielen wegen erg weinig, maar ook een kleine hoeveelheid Calcanth is extreem waardevol. De sjeik komt uit de woestijn in het Zuiden van Creatie. hij biedt aan dat we met hen mee kunnen reizen. Vóór pleit dat ze vrijbrieven hebben en maskers om de lucht in de stad waar ze heen gaan te kunnen ademen. We zeggen beleefd dat we er over na zullen denken en gaan naar de anderen.
Eye stelt voor om ze te doden, de slaven vrij te laten en hun maskers en vrijbrieven zelf te gebruiken. Daar is discussie over, maar Eye overtuigt ons. Met list, bedrog en neomah-charme weten we de karavaan over te nemen. Deze bestaat uit zo’n honderd wezenloze Wyld-slachtoffers, en vijftig inwoners van een overvallen dorp. We hebben bezwaren om degenen mèt bewustzijn te verkopen. Als we ze hier laten worden ze gevonden door de volgende gildekaravaan, als we ze terugsturen door de woestijn zouden velen dat niet overleven. Maar ze kunnen wel als bemanning functioneren. Aangezien we ze redden van slavernij of erger, willen ze graag meewerken. His bekijkt intussen de tempel. Hij heet Halfweg. Als je er in gaat, kun je niet verder dan halverwege de tempel komen. De andere helft houden ze schoon door de achterdeur te gebruiken.
We onderzoeken de tent van de sjeik. We vinden papieren op naam. We besluiten dat we de waarheid gaan vertellen: dat de sjeik de reis niet heeft overleefd. His gaat als mens – de aanhanger van Szofika. We willen verborgen houden dat we meer kunnen.
De vierde reisdag is heel zwaar, de vijfde juist eenvoudig. We arriveren bij een grote stad met ijzeren muren en bronzen poorten: Malpheas.
Xp: 7