We staan voor de ijzeren muren van Malpheas.
We halen de vlindermaskers tevoorschijn. Eye of Autumn en Marina doen een rituele jacht op deze dieren, waardoor ze die gestalte kunnen aannemen. Dat kost even, dus we blijven een par uur buiten de stadspoorten wachten.
Uit de stad klinkt muziek. Aan de poort staan vier Blood Apes, in een harnas wat duidelijk gemaakt is van menselijke schouderbladen. Ze kijken hongerig naar ons. Als we aan de beurt zijn, presenteren we onze papieren. Eén vindt ze goed, de andere mompelt wat, waarschijnlijk in een poging om smeergeld te krijgen. Eye gebaart: “Wil je slaven of niet?” Dat slaat aan, hij zoekt er eentje uit: een oudere vrouw, wankelend, bedekt met zweren. Nu mogen we de stad in. Maar waar is het gildehuis? De Blood Ape weet het niet.
Eye ziet een mens lopen, en spreekt hem aan. Het blijkt een huurling te zijn. Hij wil vrije uittocht. Als we instemmen pakt hij zijn rugzak en sluit zich bij ons aan. We mogen hem Piet noemen. Hij weet wel waar het Gildehuis is.
Na een uur stevig doorlopen komen we bij het Gildehuis, het is een soort karavanserai met muren, een poort en een binnenplaats. Hij klopt aan. Er wordt opengedaan: “Hé Piet, jij hier? Ah, de karavaan, een halve dag te laat! Ik was al bang dat jullie niet zouden komen.”
In de deuropening hangt een gouden waas, binnen hoef je je vlindermasker niet op te houden. We vertellen dat de sjeik dood is. Een overval in de woestijn, door exalted.
“Die verrekte dragonblooded! De Factor zal niet blij zijn, hij zou afgelost worden.”
Die komt er inderdaad aan, met twee tot de tanden gewapende mannen. Ook hij vraagt wat Piet hier doet. “Ik ben ingehuurd door deze personen.” De Factor kijkt hem doordringend aan, maar zwijgt.
Om ons heen maakt men zich op om te vertrekken. Kisten worden op kamelen gehesen, mensen hijsen rugzakken op hun rug en dergelijke.
We horen Piet uit. Volgens hem is de handel met Creatie flink aangetrokken. Een half jaar terug waren het enorme aantallen spiegels om demonen op te roepen. Nu is men daar druk bezig met voorbereidingen op het huwelijk tussen de Scarlet Empress en de Ebon Dragon. Piet was weggestuurd omdat hij wat had met de dochter van de factor. Hij was de leerling-factor.
Eye hoort intussen de Factor uit. “Ja, Piet hangt meestal bij de stadspoort rond. Dat is de veiligste plaats voor een sterfelijke. Geef hem niet de sleutels van de geldkist of de drankkast. Factor maak ik hem niet. Hassan, mijn nieuwe rechterhand, zal hier best een half jaar langer willen blijven in ruil voor de promotie.” Piet is waarschijnlijk van het huis Cynis.
Wij krijgen een aanstelling voor een half jaar en worden voorgesteld aan Hassan, een corpulente man met een druipsnor. Hij is wat bruusk, niet in ons geïnteresseerd, en stuurt ons naar de barakken. Een van onze ‘bewakers’ wordt boekhouder, een andere kok.
Piet vertelt dat er ook een tegengif is voor de lucht, waardoor je zonder zo’n masker kan rondlopen. Het heeft drie ingrediënten, altijd hier op voorraad. Maar je moet alchemist zijn om het te maken. Het eindproduct bewaart de factor achter slot en grendel. Volgens Piet bestaan de taken hier uit het bewaken van de poort, lijfwacht spelen voor de factor als die de poort uitgaat, en bordelen bezoeken. “Overigens, waar blijft de soldij?” We gaan naar Hassan. Die knipt in zijn vingers. Uit de grond rijst een aarden golem op, hij doet zijn buik open en we zien stapels munten. We krijgen elk een shekel (8 obolen). Normaal is dat een jaarsalaris, hier is dat de betaling voor een maand: gevarengeld.
We nemen in de barak een kamer voor zes personen, met z’n vijven. Marina doet een All Encompassing Sorcerous Sight om de omgeving te verkennen. Het hele complex is “warded”, allemaal magische beveiligingen. En waarschijnlijk is er een permanente Plaza of Downcast Eyes actief. His vraagt de boekhouder of hij uit wil kijken naar kaarten. Die heeft nog niets gezien.
Tawuz stelt voor om onze bewakers dagelijks te laten trainen. Het houdt ze bezig, voorkomt dat ze gaan drinken en kletsen, herinnert ze dat er een terugtocht beloofd is en misschien worden ze er ook nog sterker en vaardiger door.
Op een gegeven moment klinkt van de straat geschreeuw en gekrijs. De deuren van de karavanserai slaan dicht. Iedereen moet naar binnen, luiken en deuren dicht. Door kieren zien we enorm fel licht. Het is de Bright Wind, een subziel van Adorjan. Sommige demonen spatten uit elkaar, in een ogenblik zijn ze verbrand. Als je erin kijkt word je blind.
De karavaan vertrekt. De oude Factor draagt het zegel over aan de nieuwe. Het is verbonden met de hele karavanserai en alle ‘wards’. Die gaan overigens nog een heel eind de grond in. Onder luid getrommel en gefluit vertrekken ze. Iedereen in deze stad is bang voor stilte: Adorjan, de Stille Wind.
Het verschil tussen dag en nacht is hier ondetecteerbaar. Volgens Piet is het verloop van de tijd wisselend. De enige tijdsaanduiding is een bepaald type demonen wat gaat krijsen als het in Creatie middernacht of noen is, en de ene keer slaap je wel drie keer tussendoor, de andere keer lijkt er heel weinig tijd tussen te zitten. Gelukkig hebben we onze personal assistants.
De groene zon Ligier schijnt continu. Rondom de zon buitelt een rode maan, Ululaia, een subziel van Kimberi, die continu van schijngestalte wisselt. Op het moment toont ze steeds haar volle zijde. Ongebruikelijk, maar op zich is ze totaal onvoorspelbaar dus niemand verbaast zich erover.
De volgende ‘dag’ worden we wakker met onweer. De zon is verduisterd, bliksemende wolken lopen op poten door de stad. We hebben erotische dromen gehad, zo diep dat we wakker worden in onze war-form. Alle andere mensen slapen diep, zelfs de dragonblooded. Af en toe breken de wolken en zien we de rode maan vol aan de hemel. We realiseren ons dat zij ons stabiel houdt onder deze demonische mentale invloed.
His gaat op onderzoek in de karavanserai. Hij steelt vijf potions waarmee je de lucht kunt ademen.
Op straat dansen en copuleren demonen. De regendruppels zijn mensendromen, en ze werken als verdovende middelen op de demonen. Eye krijgt een inval. Ze vangt wat regen op en geeft dat aan één van de wezenloze slaven te drinken: ze weet dat die zo geworden zijn omdat de fae al hun dromen gestolen hebben. De slaaf krijgt een glimp van intelligentie in zijn ogen. We slepen iedereen naar buiten. Langzaam maar zeker komen ze tot zichzelf. We vertellen ze de situatie en herenigen ze met hun familie onder de ‘bewakers’ (voor zo ver van toepassing). We drukken iedereen op het hart om voorzichtig te zijn zodat de Factor niets door krijgt.
We overwegen om Hassan te (laten) doden. His zou een rituele jacht kunnen doen. Uiteindelijk besluiten we dat het te riskant is omdat het zegel van het Gildehuis, met alle ‘wards’ er aan, op hem is afgestemd. In plaats daarvan proberen we hem met zijn allen rustig te houden. Hij is dol op eten, dus de kok slooft zich uit.
Volgens Piet was dit de yozi Hezra, de Typhoon van Nachtmerries. Dit is voorteken-weer. Als je dromen kunt lezen kunnen ze aanwijzingen bevatten. Er staat iets te gebeuren. Eye hoort een demon uit. Die droomde over seks. Eigenlijk hebben alle demonen over seks gedroomd. Dat is een ongekende ervaring voor ze, ze wisten niet dat mensen dat konden ervaren. Deze mate van genot krijgen demonen alleen als de Ebon Dragon langskomt. Maar daarna kun je niet meer tegen het licht van Ligier: je realiseert je wat je verloren hebt, en je trekt je terug in de catacomben om het te ontlopen.
De rode maan hangt nog steeds aan de hemel, vol. We hebben het idee dat Kimberi ons beschermt en aanmoedigt. Eye vraagt waar de tempel van Kimberi zit, er zo er eentje niet ver weg.
Maar we besluiten er nu niet naar toe te gaan en vaart te maken. We gaan dus op zoek naar het adres dat Ebon Rime ons gegeven heeft, en vragen Piet hoe we bij er komen. Voor één obool heb je het snelste transport. Hij vertelt ons niet hoe het werkt, dat zou de verrassing bederven.
Op de straathoek waar hij ons heen stuurt staat een gebouw in de vorm van een sokkel, met daarop het beeld van een man met zijn hand omhoog, en daarop net zo’n beeld, enzovoorts. De handelaar is een kikvorsachtige, die klotsende geluiden maakt. “Ja, dat kan, dat kost één obool.” Hij doopt de jaden munt in een bokaal met vloeistof, die lost erin op. De kikvorsman drinkt het op en spuugt een beeldje uit. Hij stuurt ons naar een dak een paar straten verderop. “Daar staat een gevangenisbol, duw die gewoon weg, en zet het beeldje neer. Daarna staat de brug, tot Malpheas weer beweegt.”
Op de aangegeven lokatie staat een grote bal met punten aan de binnenkant. Erin staat een humanoïde demon, die zich bij elke beweging prikt. His spreekt af dat ze een boon krijgt als ze hem los maakt. Ze krijgt een flesje met zijn bloed. Hij zit daar gevangen omdat hij een tweede cirkel demon heeft beledigd. Zijn vaardigheid bestaat uit het regelen van bedwelmende stoffen, alchemistische preparaten, en dergelijke. Hij kan ook manses ontwerpen. Maar eerst wil hij genezen.
Als hij weg is, zetten we het beeld neer. Het groeit en er ontstaat een twee meter brede brug die door diverse lagen van de abyss heengaat. We lopen een flink eind. Af en toe doorkruist de brug een plein. Dat gebeurt zeven keer, en dan komen we uit bij een prachtig plein, een kopie van het grote plein in Yu Shan. De brug eindigt op de toren van één van de paleizen, waar een gefrustreerde tweede cirkel demon net alle doorgangen naar de rest van het paleis aan het laten dichtmetselen is.
De architectuur in deze laag is onaangenaam. Althans, het lijkt op architectuur, maar het slaat nergens op. Alles wordt wel bewoond. Niemand stelt vragen bij onze aanwezigheid.
Het adres wat we moeten hebben ziet er uit als een binnenstebuiten gekeerde SM-kelder. Het is geschikt voor menselijke bewoning, net als 49 andere. Dat zijn dus de paleizen van de Green Sun Princes. Dus het adres zal van Ebon Rime zelf zijn.
Als we aanbellen doet een verwijfd lila jongetje open. Een neomah. Na enig aandringen laat hij ons binnen. Hebben we niet een lichaamsdeel over? Een voet? Of zelfs maar een moedervlek? Ebon heeft veel personeel, best veel neomah, en wezens die op grote mieren lijken. Het lijkt alsof we verwacht worden. Eén van de mierwezens heeft goede instructies gehad, weet wat we van plan zijn, en staat daar ook achter. De rest moeten we er onkundig van houden.
We horen het mierwezen uit. De Moeder van de Green Sun Princes zit in de lokale versie van de Pleasure Dome. Formeel is ze dragonblooded, maar enorm en zwakbegaafd. En heel lief. In het ideale geval ontvoeren we haar naar Creatie, waar de yozi’s geen exaltaties meer in haar kunnen stoppen om herboren te worden. Ebon wil dit, omdat hij van haar houdt. Als dit plan niet lukt, dan moeten we haar doden.
Dat tweede lijkt ons eenvoudiger, maar het mierwezen dat ons informeert, hoort bij haar verzorgers. Hij bevestigt Ebon’s verhaal dat ze doodongelukkig is. Als we dat zo aanhoren, besluiten we dat haar ontvoeren inderdaad beter zou zijn
His hoort de neomah uit. Die vertelt dat er na de aanval op Sol zeventien Green Sun Princes in wording zijn. Hij weet dat ze twee demonen in hun hoofd krijgen, en dat Ebon Rime er eentje kwijt is. Er zijn er nog een paar die dat gelukt is, maar ze houden het geheim. Voor het maken van Green Sun Princes gebruiken ze mensen die al hun principes verraden.