6-iv-R2 laat in de middag
De tovenaar, hij heet Karoen Hotep, corrigeert Risha: de Negen zullen niet vóór ons werken maar mèt ons.
We nemen afscheid en gaan naar de bibliotheek, waar Claude nog steeds zit te studeren. Hij heeft inmiddels een soort helikopter ontworpen met twee tegen elkaar in spiralende zeilen en een repeteerkruisboog. We zoeken naar informatie over de IJsdemon: er wonen ijsreuzen in de zuidelijke bergen waar de rivier Annil ontspringt. Ze worden door de lokale bevolking geëerd omdat ze verantwoordelijk zijn voor het wassen en dalen van de rivier. Als er eentje sterft, stijgt het waterniveau. De beschrijving lijkt op onze ijsreuzen. Maar we realiseren ons ook dat het merendeel van wat in de boeken staat fabels zijn. Er zijn geen ooggetuigenverslagen. Omdat ze wegsmelten is er nooit een dode ijsdemon onderzocht. We lezen over wat ons verder in die bergen te wachten staat. Naast de weelderige fauna en flora die in bergen leeft, zijn er diverse metaal-elementalen. Het is een week varen tot de voetheuvels, daarna duurt de reis naar de sneeuwgrens nog een week. En dan moeten we nog een ijsdemon vangen en bevroren mee terug krijgen.
Risha stuurt via de Qartiaanse handelaren in Alexandros bericht naar Kadier en vraagt of die aan Mahakrishna door wil geven ‘dat we wat later komen.’
Om acht uur ’s avonds gaat de bibliotheek dicht. Buiten is het donker. In het steegje worden we overvallen door zes mannen in identieke zwarte kleren. We schakelen ze zonder probleem uit. Vier zijn er dood, twee bewusteloos. Aan beide kanten van de steeg komt een overkill aan stadswachters binnen. Was het een hinderlaag? We wachten het niet af. Met Spider Climb klimmen we over een muur naar de daken en we weten te ontkomen. We rennen naar de haven. Daar ontdekken we dat de katamaran weg is.
Gwan pakt zijn kristallen bol er bij. De katamaran ligt in een botenhuis, het is er netjes en droog. Adrarn is niet te scry’en. Een van de manschappen zit in een cel achter een ijzeren traliedeur.
Chang stelt voor dat Risha en hij zich in vermomming laten oppakken voor een klein vergrijp en de matroos in de politiecel op gaan zoeken. Claude vermomt hen als passagierende zeelui en ze doen alsof ze dronken zijn. Nadat ze enig misbaar gemaakt hebben, pakken twee wachters (die ook in het steegje waren) hen op. Ze worden samen in een cel gegooid om te ontnuchteren. Maar het is een wijkkantoortje met maar één cel, dus hun matroos zit niet hier. Risha opent het slot en klaagt dat de deur niet op slot zat. Omdat we erg hinderlijk doen, is er twintig man versterking nodig om ons te bedwingen, en we worden meegevoerd naar het hoofdkantoor. Daar worden we in aparte cellen gezet. Door een spleetje in het plafond zijn sterren te zien. Bovenste etage, en te nieuw. Maar het is inmiddels al heel laat, dus we gaan maar slapen. In de loop van de nacht breekt Claude in in dit kantoor en hij steelt een deel van de administratie.
7-iv-R2
Risha maakt de sloten open en we sluipen langs de slapende wachters de trap af. Chang heeft krakende slippers en een wachter wordt wakker. Die slaat alarm. We knokken ons een weg naar buiten en Chang verzamelt de helmen van de wachters. Als we weer bij elkaar komen, leggen we wat we weten naast elkaar. In de dossiers is niks over de katamaran of ons te vinden. We zijn dus niks te weten gekomen.
Gwan pakt zijn kristallen bol en gaat nu op zoek naar onze lading. Hij ontdekt dat het tempelbier in een villa is. Hij ziet twee mannen drinken bij het ontbijt. De ene is heel luxe gekleed, de andere veel eenvoudige, maar die draagt een opvallende zegelring met de afbeelding van de vuurtoren van deze stad. Die met de ring is duidelijk de baas. Dan focust hij op Adrarn. Die is nu wel in beeld. Hij zit in een kantoortje en is in gesprek met de havenmeester.
We gaan naar de haven om een klacht in te dienen. Adrarn en de havenmeester zijn heel blij om ons te zien. Ze hebben geen idee wat er aan de hand is. “We zijn overvallen,” zegt Adrarn, “de mannen zijn meegenomen, maar mij hebben ze vrijgelaten.” Wat hij beschrijft is het ninja-gilde waar wij ook door zijn overvallen. “Ze wilden me terugsturen naar mijn pa!”
De havenmeester nuanceert het verhaal. Hij wil ons helpen en wijst ons waar de botenhuizen van de echte notabelen te vinden zijn. Hij is er van overtuigd dat het een hoge hoveling moet zijn geweest. Niet de farao, maar wel iemand in diens nabije omgeving.
We gaan nog even naar de bibliotheek. Die zegelring … die is wèl van de farao!
Daarna gaan we de botenhuizen langs die de havenmeester ons heeft gewezen. Gwan herkent er eentje uit zijn scrying. Als we de deur open maken, zien we onze katamaran liggen. Het botenhuis is van ene Abdel Ahmad. Om twee uur ’s middags vinden we zijn villa. De tuin is ommuurd, de twee bewakers worden door Claude buiten westen geslagen en gekneveld. We komen binnen en treffen drie laveloze kerels aan. De man met de zegelring is er niet bij. Claude knevelt ze en we ontvoeren de eigenaar van de villa naar zijn eigen botenhuis. Het is intussen vijf uur.
Als hij bijgebracht is, probeert hij zich vrij te kopen. “Het was allemaal in opdracht van de farao! Hij wilde jullie katamaran, omdat die zo snel is. De bedoeling was om jullie in de val te laten lopen en je bezittingen verbeurd te laten verklaren.” De bemanning zit in zijn kelder. Hij is bereid om een brief te schrijven waarin hij opdracht geeft ze vrij te laten en geef die aan Chang mee. Het ninjagilde kun je gewoon kopen, vertelt hij. Alle notabelen hebben daar contacten mee. Hij vertelt meteen dat de ninja’s de farao nooit zullen aanvallen: je gaat geen godheid doden.
In zijn angst stelt hij voor dat hij onze spion wordt hier in Alexandrios. Hij wil ons 10% van zijn vermogen geven. Risha accepteert dit en zweert hem in als dienaar van de koning van Soul, een landje waar de arme man nog nooit van gehoord heeft, en Claude grijnst hem toe: “Nu val je onder mijn geheime dienst.”
Chang ziet de lokale Sherlock Holmes sporenonderzoek doen in de villa. Hij laat de brief van de eigenaar zien, het zegel klopt en hij krijgt de mariniers mee.
Risha stelt voor dat Abdel de katamaran aan farao geeft, maar in ruil wil hij twee schepen, een zeewaardig en een om de Annil op te varen. Claude maakt de katamaran onklaar, zodat die bij windkracht 8 uit elkaar valt. We doen alsof Abdel overvallen is, maar er met de kleerscheuren van af gekomen is.
Claude geeft hem opdracht om de magiërs in de gaten te houden, met name de groep die zich ‘de Negen’ noemt.