In de catamaran, boven de witte stad. Dag 8 van maand 2, jaar R2.
We willen naar de tabletten gaan duiken in de duikklok van Claude. Adrarn kan hem gemakkelijk bedienen. Maar Risha maakt zich zorgen dat we eer een aantal maanden zullen kwijtraken. We gaan toch naar beneden.
Er zit geen raam in de duikklok, dus in eerste instantie weten we niet waar na tien minuten afdalen het gebonk vandaan komt. Er zwemt iets tegen de klok aan. Risha steekt zijn hoofd onder de opening door en ziet iets groens en leerachtigs. Drie humanoide gestaltes met lang haar en klauwen, sea hags! Claude laat de klok snel weer ophijsen. We worden niet gevolgd. Ze komen niet hoger dan de diepte waarop we ze aantroffen. Boven zien we knaagsporen aan het touw.
Bij de volgende poging nemen we wapens mee. De barrière boven de witte stad flonkert een beetje en wat daar voorbij ligt ziet er verwrongen uit. De hags komen weer. Het zijn echt wel creaturen of darkness. Chang en Risha schieten, maar pijl en boog doet het onder water vrij slecht dus ze missen. Zij missen ons ook en zwemmen dan buiten ons bereik. Risha en Chang zwemmen er achteraan. Risha raakt in gevecht met een hag, die raakt hem en hij begint te bloeden. Hij slaat de hag ook en die begint ook te bloeden. Chang raakt er ook eentje. Al dat bloed in de zee trekt en heleboel extra hags aan. De overmacht is te groot en we stijgen snel weer op. De gewonde hags worden met rust gelaten, ze komen op Risha’s mensenbloed af.
Weer boven scry’t Gwan het lichaam van Brandaris. Hij ziet een marmeren plaat, maar kan hem niet lezen. We besluiten om de stad voor later te bewaren, als we sterker zijn. Nu eerst maar naar het vervuilende eiland.
’s Avonds om 11 uur komen we daar aan en we leggen stilletjes aan. Het eiland heeft drie bergen, waarvan de eerste twee vulkanen zijn en de middelste rookt. Claude verkent het baaitje. Er is een moerasbos. We klimmen omhoog. Vlak voor de hoogvlakte komen we aan een weg die oost-west loopt. Aan de westkant van het plateau branden lichtjes. Claude sluipt er op af. Er staan vijftien barakken, de honden slaan niet aan. Hij hoort spreken in het dialect van Silver. Niets bijzonders. Hier zit de leiding van het eiland. Dan gaan we naar het oosten, daarna is er een tweesprong. Het pad blijft op dezelfde hoogte en loopt om de berg heen. De hoofdweg gaat naar beneden naar een dorpje met een aanlegsteiger. We volgen het pad en komen bij een stenen gebouw op de derde bergtop. De ruwe steen is goed beklimbaar. Het eindigt met een 30 meter hoge metalen pin. Bovengronds is geen ingang te vinden. We slaan kamp op, goed verborgen. Slapen en Body Mending Meditation.
dag 9 en 10
De volgende nacht gaan we naar de lichtjes onderaan deze berg. Daar staan drie keten. Het ziet er behoorlijk vervallen uit, wel bewoond maar slecht onderhouden en heel vies.
“Wie is daar?”
‘Een paar reizigers.’
“Jullie zijn hier verkeerd, hier heerst de ziekte Ga terug!”
‘We hebben een genezer bij ons.’
“Wij zijn niet meer te genezen, en als jullie ook besmet raken kom je hier niet meer weg. Wij zijn vervloekt.”
We zien een man met allemaal zweren. Een hand is nog maar een stompje. Hij is melaats, met een vleugje Eenoog. Dit kan Chang helaas inderdaad niet genezen. De zieke man vertelt ons dat er op dit eiland wordt gewerkt. Schatzoekers zijn hier al lang niet meer geweest. Een op de honderd dwergen krijgt deze ziekte. De Targonians (ondergrondse dwergen – goblins) zijn immuun. Wij van Silver wonen bovengronds en geven de bevelen, de Targonians zijn halfwits die we van het platteland hebben geroofd. Hij adviseert ons nogmaals dringend om weg te gaan.
Over het strand lopen we naar het gewone dorp. De huizen en de steiger zijn verlicht. Als Claude met Lock Opening Touch in een pakhuis wil kijken, gaat er een alarm af. We gaan snel terug richting de leprozen. De dorpelingen volgen ons niet. We gaan terug naar de slaapplek bij de toren en brengen daar de volgende dag door. ’s nachts gaan we terug naar het schip. We varen via een omweg naar de aanlegsteiger.
dag 11
Om 11 uur ’s ochtends komen we aan. Claude doet zich voor als de schipper. Chang en Risha als soldaten en Gwan en Adrarn zijn de matrozen. Claude vertelt dat hij Celene Grandchere komt ophalen. De havenmeester is verbaasd. De ambassadrice is hier al een maand of vijf niet meer. Er is dus iets misgegaan. Volgens hem is Selene gewoon naar het hoofdkamp gegaan en hij adviseert ons ook om bij het vegerskamp, de leiding, langs te gaan. Dat is goed, maar eerst willen we bier. Er is niet echt een kroeg, maar we kunnen wel ergens wat drinken en daar praten we met lokale dwergen. Ja, er komen wel eens ongure lieden, gisteren nog heeft iemand geprobeerd in te breken.
Vroeg in de avond gaan we naar het hoofdkampement. Er komen dwergen uit de eerste berg, een krater, en die voegen zich bij ons. Er is geen aanvoerder, ze zijn samen de baas. Claude zegt dat we Selene komen ophalen. Nou, die is hier niet meer. Het is hier een vrij komen en gaan, behalve in de mijn. En ze hebben haar handel en wandel niet bijgehouden. Ze heeft hier overnacht, de mijn bezichtigd en is weer weggegaan. En ze heeft geen boodschap achtergelaten. Risha zet zijn Presence Excellency aan. Dan mogen wij ook wel in de mijn kijken. De doorgang is in de eerste krater, er staat een heel sterke luchtstroomm omlaag. . We lopen eerst over een brug met een illusie van vlakke grond er omheen zodat het er vanuit de lucht uitziet alsof er geen doorgang is. Het is rare magie, net als die metalen pin op de derde top. Halverwege is een heel lange ladder omlaag. Het is eng om in een sterke wind een kilometer omlaag te klauteren. Het licht wordt roodachtig en dat komt uit de richting van de tweede krater. In het noordwesten zijn slaapcellen uitgehouwen voor de goblins, een barbaars en primitief volkje. De dwergen opzichters hebben zwepen.
“Hier zijn de Thargarians, daar is het vuur,” zegt onze begeleider. We gaan de gang naar het vuur is. Het wordt steeds heter en het is een enorme windtunnel. Men brengt rugzakken vol roet omhoog. Het wordt hier schoongeveegd. Risha vraagt: “Wat is die drab in het water?” Onbevredigend antwoord: “Dat weet ik niet, daar ga ik niet over.”
Het pad loopt door. De hitte wordt onverdraaglijk, kolkende magma is chemisch aan het reageren. Als ze daar in is gelopen, is dat stiekem gegaan. Chang vraagt naar de ijzeren naald. “Daar gaan wij niet over. Eens per jaar komt een ploeg die er naar kijkt.”
Hij liegt wanneer hij zegt dat het roet het waardevolle product is. Helaas is de handel gemonopoliseerd en wordt alles door Silver opgekocht. Selene is voor het laatst gezien drie dagen nadat ze door Claude afgezet was.
Dit is de dekmantel. de waardevolle spullen worden elders weggehaald.
Plan: De 19e van deze maand moet Risha terug zijn voor het begin van de herfst.
– Eerst gaan we dit spoor volgen naar de derde aanlegplaats
– dan naar de hobbits voor spreuken te leren
– en als er nog tijd over is misschien weer naar de witte stad.
3xp