De volgende morgen is de eerste ochtend dat het echt licht is. Maar de zon bereikt zijn hoogste punt niet. Na een uur of vijf stijgen, daalt d zon weer snel. Het middaguur wordt niet bereikt. Chang en Gwan realiseren zich dat er vier gezichten van de zonnegodin en vier vuren zijn. Het is basiskennis van het geloof van de Shintasta. Maar prins Risha vond naar school gaan niet leuk en hij heeft zelfs deze basiskennis dus niet. Eerst moet het Shachri vuur in de tombe worden aangestoken, dan zullen automatisch de andere drie vuren (de middag, de avond en de nacht) volgen. En daar zijn Chantal en Godefried voor nodig.
Chantal voelt zich niet lekker, ze is misselijk en zwanger. Chang vertelt haar dat we een plek weten waar ze beter kan worden. “Nou, breng me daar dan heen!” Risha wil een koets voor haar regelen, maar die dingen zijn in dit land taboe omdat de vroegere heersers daar in rond reden. Paarden en boerenkarren kunnen nog net, alleen maar omdat ze zo levensnoodzakelijk zijn. Dus we regelen een wagen met hooi en een dekzeil. Met dit trage vervoermiddel zal de reis naar de grafheuvels twee weken gaan duren. We hebben nog even de tijd om een standaard uitrusting bijeen te zoeken. Maar vanuit het dorp klinkt boos gemor en er komen mensen met hooivorken en fakkels onze kant op. Alleen de ochtendzon is blijkbaar niet genoeg voor deze mensen. Dus we zadelen snel de paarden, leggen Chantal op de kar en vertrekken, op de hielen gezeten door een woedende menigte.
De reis verloopt voorspoedig, na twee dagen zijn we op de plek waar we de shintasta nomaden hadden gevonden. Gwan realiseert zich dat ons deze reis in ieder geval door Eénoog geen strobreed in de weg gelegd zal worden, want we doen precies wat hij wil. Het klopt. De rest van de reis verloopt ook zonder enig probleem. Onderweg klaagt Chantal over blauwe plekken en ze wil zachter hooi. We maken een bocht om Aryan’s Abode, waar het huidige Shintasta stamhoofd van de nomaden resideert. Dit is een plek waar Risha zich niet kan vertonen, want zijn broer de shintasta koning heeft een fikse prijs op zijn hoofd gezet. En we vermijden de stad Soul, waar een prijs op Claude’s hoofd staat. Alleen Chang en Gwan gaan even de stad in om boodschappen te doen. Daarna komen we bij de Barrows. In de verte horen we de honden huilen en we zien de spookachtige lichtjes. Maar de tocht verloopt zonder incidenten. Geen oude tovenaar in een scootmobiel, geen legers zombies. We vinden de lijken van de zombies waar we tegen hebben gevochten. En dan zien we de grafheuvels.
De tombe van Shachri staat nog steeds open. Het is er verlaten. Risha brandt boter op de offersteen en de nare sfeer verandert. De tombe wordt uitnodigend. Er klinkt binnen geritsel en dan schiet er een vosje naar buiten. Binnen zien we de deur naar het Westen nog steeds open staan. Risha mediteert bij de Westpoort om de geest van Narima op te roepen. Hij veegt stof van zijn voorhoofd en voelt veel verdriet en verwijt. Ze weet niet hoe ze naar het Westen kan gaan. Risha stapt door de poort. De anderen zien stof neervallen en dan is hij er niet meer. Dat was geen handige actie. Hij staat in het lieflijke herfstlandschap met rijp graan en glooiende heuvels. Achter hem vervaagt de poort en hij krijgt de drang hier te blijven. Nog net op tijd springt hij terug. Nu zit hij helemaal onder het beenderstof. Dit was de oplossing niet. Dan herinnert hij zich de begrafenisriten voor zijn vader. Toen we Narima vonden, lag ze op de baar in de kamer beneden. Maar ze was nog niet gecremeerd. De juiste spreuken kent hij gelukkig nog. Onder de baar vinden we de urn. Hij schraapt het stof van zich af en verzamelt dat in de urn. Het ritueel lukt en hij ziet haar geest naar hem zwaaien terwijl ze naar het hiernamaals loopt. En dan is er rust.
Midden in de grote zaal klinkt geritsel. De bladzijde van het boek slaat zichzelf om. Nu staan daar de namen van Chantal en Godefried. Maar Chang realissert zich dat Godefried die Eénoog is. De oude vorst mist namelijk een oog. Chantal weet wel degelijk dat Eénoog haar dagenlang verkracht heeft en ziet het dus niet zitten om daar mee te trouwen. “Laat Risha’s broer Eénoog maar verslaan, dan trouw ik met hem.” Vanuit die uitspraak ontstaan vervolgens plannen om Risha te kronen. Maar ze wil eerst Aryan ontmoeten, het shintasta stamhoofd. Dan kan ze kiezen. Als we de edelman van haar keuze kronen, dan kan die vervolgens Godefried verslaan en de tombe opeisen. Maar wie er ook gekroond wordt, we hebben de kroningsattributen nodig. Claude denkt dat Eénoog ons pas aan zal vallen als we in Bronwë zijn; als we alle obstakels voor hem uit de weg hebben geruimd. Gwan ziet het als een schaakpartij waar wij op dit moment niet het initiatief hebben. We moeten nu ons juiste moment afwachten en tot dan meespelen zonder fouten te maken. Chang heeft een idee om Eénoog in dezelfde val te laten lopen als waar de pretendent van de revolutie aan ten gronde ging. Een fout ritueel. Hij stelt voor om één van de attributen te vervalsen. Risha merkt op dat we een heleboel soulsteel hebben en Claude is een begaafd handwerksman.
Chantal is heel gelukkig in de kleedkamer met haar nieuwe garderobe. Ze amuseert zich wel terwijl wij de kroonjuwelen gaan halen. De tombe van Godefried is minder ingewikkeld dan die van zijn echtgenote. Een gang met een dwarsgang en aan het einde de grafkamer. Hij maakt nog steeds dezelfde machtige en wijze impressie. We gaan even de zijgangen in. Het stof is hier vertsood. Het lijken de sporen te zijn van maliënschoenen die heen-en-weer lopen. Rechstaf eindigt na 20 meter in een poort die van het slot gehaald is. Hij is zwaar, maar open te maken. Daarachter is hetzelfde landschap te zien als achter de Westpoort van het koninginnegraf. De linker gang is vergelijkbaar, maar deze eindigt in een poort naar een lentelandschap met gras krokussen en jonge vogeltjes. We gaan er niet doorheen.
In het midden van de tombe horen we gekraak. Godefried beweegt ongemakkelijk. Als hij ons ziet binnenkomen herpakt hij zich. Hij gaat waardig zitten op de rand van zijn baar. “Welkom terug, nobele ridders,” zegt hij. Risha buigt voor hem. En Chang volgt zijn voorbeeld. Gwan niet. Die buigt voor niemand, en al zeker niet voor de gehate shintasta’s. Hij mag de anderen even alleen laten. Buiten huilen de honden, binnen is het warm. We vertellen de koning subtiel dat Chantal hem inderdaad zal ‘bevallen’. “Dan is ze niet geschikt.” “Maar haar naam staat in het boek.” “Dan is ze technisch gesproken niet zwanger. Ze is maagd, als haar naam daar staat is ze de Ushas.” We leggen uit dat ze door Eénoog verkracht is. Op dat moment verandert de atmosfeer helemaal. Het wordt kil, afstandelijk. Alsof die naam de aandacht heeft getrokken. De stem van de koning lijkt dezelfde, maar de woordkeuze is venijniger. We beginnen een ingewikkeld woordduel waarin we Idris, die de koning heeft ’overgenomen’, willen laten geloven dat we enerzijds niet doorhebben dat we niet meer met Godefried praten en dat we anderzijds een verbond met Eénoog niet uitsluiten. Risha bekent dat hij zijn heilige voorouder onteerd heeft door afstand te doen van zijn goddelijkheid en trouw te zweren aan Eénoog. De ‘koning’ zegt: “Dus jullie hebben je loyaliteit verdeeld. Mijn oplossing: zorg dat iedereen aan dezelfde kant komt.”
Hij wil nu, op dit moment, met Chantal huwen. We proberen hem er van te overtuigen dat dit een slecht idee is. Het is een lastige discussie. Zijn argument is ijzersterk: “Als er geen regerende vorst is, ben ik de ware koning.” Uiteindelijk blijkt het argument van de revolutie, dat de mensen hier helemaal geen shintasta meer accepteren, doorslaggevend. “Ik begrijp het. We moeten het land opnieuw veroveren. Jullie moeten mij opnieuw kronen en dan zal ik haar huwen.” Na enig gesoebat geeft hij ons de kroningsattributen mee. Dat we de soulsteel vinger nodig hebben om de pest demonen te verdrijven vindt hij redelijk. Het tablet is ook handig om verdragen mee te bekrachtigen. En de jaden bal, ach ja die hoort inderdaad in het paleis. We mogen ze meenemen. En we vertrekken naar Aryan’s Abode, op zoek naar het kroningsritueel.