Zack is ziek. Hij is één van de kinderen uit de cultus rondom Risha. Hij heeft hondsdolheid gekregen omdat hij na het avontuur in de Wyld Chang heeft helpen wassen. En Chang heeft daar een mutatie opgelopen waardoor iedereen die hem aanraakt ziek wordt. We hopen dat Phantom Marshley hem kan genezen en gaan snel op weg.
Onderweg blijkt dat de Wyld niet alleen de ogen van Risha heeft veranderd, maar dat er nog een tweede effect was: toen hij zich aansloot bij de Eénoog sekte en afstand deed van zijn goddelijkheid, werd hij magisch bexefnvloed waardoor hij de boosaardige mentaliteit kreeg die bij die cultus hoort. De gemenigheid lijkt nu weg te trekken, hij wordt weer vriendelijk en filosofischer. Zack gaat snel achteruit. We hopen maar dat hij lang genoeg in leven blijft om het huis van Marshley te bereiken. Chang stabiliseert hem een beetje met pijnstillende magie. We trekken om Archet heen en overnachten er buiten. Een aantal van ons zien er erg angstaanjagend uit, zoals Claude die een staart heeft gekregen en grote klauwen in plaats van handen. De gewassen staan er bleek bij. Zo lang zonder zon! Onderweg zien we een ruiter die richting Archet rijdt. We spreken hem niet aan. Alleen Malice en Strega gaan de stad in. Zij zijn ook volgelingen van Risha en zij zien er nog normaal uit. In de herberg horen ze over verraders. De signalementen zijn die van ons. De mensen hier geloven dat we zijn overgelopen naar Eénoog. De voorraden in de stad beginnen op te raken. Er zijn veel ruzies en vechtpartijtjes, de mensen worden depressief, hysterisch, wanhopig en gexefrriteerd. Sinds de diefstal van het Ushasbeeld hebben de bandieten van Eénoog gelukkig geen acties meer ondernomen.
Claude schiet een hert. De nacht verloopt rustig en na het ontbijt komen we weer bijeen. We trekken snel verder. Zack is inmiddels aan het schuimbekken. Hij heeft enorm veel dorst, is heel onrustig en ontzettend sterk. We zijn gedwongen om hem vast te binden.
Als we aankomen bij de toren doet er ee dienaar open. Die wordt heel erg bang als hij Risha’s ogen ziet, maar de prins weet hem te kalmeren en overtuigt hem dat wij echt zijn wie we zeggen dat we zijn. Marshley is niet onder de indruk.
“Was het gezellig inde Wyld?” vraagt hij sarcastisch. Maar als hij Zack ziet, gaat hij meteen aan de slag. Voor zo’n machtige tovenaar is hondsdolheid wel te genezen. En hij helpt Chang meteen ook van zijn besmettelijkheid af.
Daarna groet hij ons alsnog: “Welkom Risha, ik wist dat je de juiste keuze zou maken. Een zon die schijnt in de nacht.”
De Wyld mutaties zijn volgens hem niet schadelijk. Dus als we daar van af willen, laat hij dat aan ons eigen vernuft over. We vragen hem wat de vervangingsmethode is voor de solar koningin, want Chantal is volgens ons een slechte keuze. Hoewel Chang dat niet met ons eens is. Hij vindt het wel logisch dat zij het is. Marshley legt uit dat Idris, de abyssal leider van de Eénoog cultus, binnenkort op haar uitgekeken zal zijn. “Ze is namelijk al zwanger. Ze is nu ‘tainted’ en Idris denkt dat het kind een gecorrumpeerde solar zal worden. De broederschap van de Sterren heeft echter in de sterren gelezen dat het kind een siderial zal worden. ”
“Maar,” vragen wij, “als de hele zwangerschap zo besmet is, zal dat kind dat geen gecorrumpeerde siderial worden? En de Ushas hoort toch een maagd te zijn?”
“In de sterren staat dat Idris op haar uitgekeken zal zijn. Als het goed is, is het kind wel degelijk door Chantal gewenst en heeft Idris het verkeerd ingeschat.”
Claude zegt: “Dus dan moeten wij haar opvangen.”
Marshley neemt ons nu in vertrouwen en geeft toe: “Wij lezen in de sterren, wat wij daar zelf in hebben geschreven, en okay we fucked up. Het officiële verhaal zal zijn dat ze nog maagd is, en toch zwanger. De sterren zeggen dat zij morgen uit het kamp zal worden gezet.”
We beloven dat wij haar met alle égards zullen ontvangen en Risha stelt voor om haar in Bronwè te installeren als koningin. Dat vindt Marshley een goed idee.
We krijgen paarden en gaan de volgende ochtend om een uur of 11 op weg. Risha krijgt een bril met donkere glazen om zijn ogen te verbergen. Bij het afscheid zegt Marshley nog: “Mochten jullie ooit lunars tegenkomen, probeer daar dan mee aan te pappen. Zij zijn niet de vijand, maar de abyssals!”
Als we een uur gereden hebben klinkt er een stem vanuit de lucht: “Is dit van jullie?”
Er worden dingen vanuit een luchtvlot naar beneden gegooid. Claude vangt het Ushas-beeld op en Risha vangt Chantal. Ze draagt koninklijke kleren. Vanuit de lucht klinkt luid gelach terwijl ze weer weg vliegen. Dan gaat de zon op.
We komen er al snel achter dat Chantal zich niets herinnert van haar verblijf bij Eénoog. Ze weet wel dat zij de Ushas is en dat het haar taak is om ons rond te commanderen. Risha zegt: “Je bent onze koningin, maar als prins weet ik dat het koningschap wel meer omvat dan alleen mensen rond commanderen.”
“Ja,” zegt ze, “ik moet ook het heilige vuur ontsteken. Maar eerst wil ik bij mijn moeder langs.”
Claude en Gwan zullen Chantal naar haar moeder brengen terwijl Chang en Rishe het Ushas beeld in Archet gaan afleveren. onderweg krijgt iedereen een beetje last van jetlag. Het is zo lang donker geweest en de zon is nu op een ander moment opgekomen dan vroeger.
Als Ze bij de boerderij aankomen zien Chantal en haar twee begeleiders dat Mildred van de ochtendzon zit te genieten. Ze schrikt enorm als ze haar dochter met dikke buik ziet en haar eerste woorden zijn fel: “Wie is de vader?”
“Ik ben niet zwanger,” zegt haar dochter.
Dan keert Mildred zich naar Claude en Gwan: “Zijn jullie niet die twee die ik heb weggejaagd?”
“Nee hoor,” zegt Gwan, “Herken je me niet?”
Het waren inderdaad Chang en Risha die Mildred eerder had weggejaagd. En Claude zegt: “Ze was verdwaald in de bossen.”
De moeder kalmeert een beetje. “Wat heb je mooie kleren aanx85” zegt ze.
Chantal begint te huilen: “Karel is dood.”
Mildred omarmt haar en nodigt iedereen binnen uit. Ze maakt thee.
“In de stad wordt gezegd dat jullie zijn overgelopen,” zegt ze, “en waar komt die staart vandaan?”
“We zijn gexefnfiltreerd,” zegt Claude.
“Vertel dat maar in de stad. Als jullie mijn dochter beschermen, heb ik niks tegen jullie. En o wee als jullie haar iets aandoen. Nu ze zwanger is, is haar leven van haarzelf. Zorg goed voor haar.”
“Knowledge is sadness,” mompelt Claude in zijn eigen taal.
Met de opkomende zon in de rug komen Chang, Risha en zijn volgelingen de stad binnen. Risha houdt het beeld triomfantelijk omhoog. Mensen juichen en werpen zich in het stof voor de processie. Maar er is ook argwaan. Carl Sprigley en Will Wheatley komen hen tegemoet en begroeten hen omstandig.
“Dus jullie zijn toch onschuldig,” zegt Will luid, zodat iedereen het kan horen.
“En Chantal is de nieuwe Ushas priesteres?” vraagt hij op gedemptere toon.
“Ja dat klopt,” antwoorden we, op beide vragen.
In defilee gaan we naar het tempeltje. De centrale plek is nu vrijgemaakt vor Ushas en Risha plaatst het beeld. Hij maakt er een mooie show van door zijn anima op te laten gloeien op het moment dat hij het beeld op zijn plek zet, wat bij de aanwezigen een gevoel van ontzag en angst teweeg brengt. Maar ook de goden zelf werken mee. Een felle zonnestraat schiet door de tempel, een leproos geneest. Iedereen is vervuld van blijdschap.
Er wordt een groot feest aangericht.