20-5-R2, 12.00 uur
Mot is verschenen uit de vulkaan, druipend van verderf, gif en rottigheid. We rennen recht naar het leger van El, die ziet er uit als een kruising tussen Gandalf en een paladijn. Mot gaat een spreuk werpen. Als solars zijn we bestand tegen het effect (we halen de stamina + essence saving throw), maar getroffen soldaten rotten ter plekke weg. El heft zijn handpalm om iedereen te bekeren. Chang raakt overtuigd van de essentiële goedheid van El. (Hij heeft de presence + conviction saving throw niet gehaald). Net als hij zich bij het leger wil aansluiten, begint de grond te rommelen. Er is een ondergrondse ontploffing, daarop volgt een heel felle lichtflits. We kunnen onze ogen afschermen (perception + dodge saving throw gehaald). En dan een heel luide PLOETSJ ! vanaf de plaats waar Mot stond. We raken bedolven onder een lading smurrie. Stilte … een aanzuigende wind … El wordt jammerend in het gat gezogen en doet ook SPLUT ! … van hem geen rondspetterende resten … stilte. Men laat in afgrijzen de wapens vallen, de overlevende manschappen slaan op de vlucht. Boven de krater hangt een tintelende trilling in de lucht.
Gwan zegt droog: “Ik denk dat we hier klaar zijn.”
Risha wil bij de krater kijken. Op weg daarheen ziet hij geen restanten van El. De grond is wel bedekt met een laag smurrie van Mot. Als hij dichter bij de krater komt, wordt de prut corrosief. Dit was een slecht idee, zijn schoenen rotten weg. We gaan over op plan B en maken alles schoon met woestijnzand. Daarna gaan we naar de boot.
Dat is twee dagen lopen. De gevluchte soldaten zijn met de Noorderzon verdwenen.
(Op 21-5-R2 zou Jozias aan Yamm geofferd moeten worden, dat is natuurlijk niet gebeurd.)
22-v-R2
We komen midden op de dag bij ons bootje aan. Daar laden we de mirre in en varen we weg. Als we ons niet inhouden zijn we morgenmiddag ter hoogte van de draaikolk. Maar dat is een slecht idee, want dat is precies het moment van de rituele strijd tussen de goden. We gaan ’s avonds vijftien kilometer voor Aradbij een kustdorpje aan land. Het is hier vol met vluchtelingen. Chaos, verhalen over een tsunami die de stad heeft weggevaagd. Yamm was heel boos omdat hij geen offer gekregen heeft. We slapen op de boot.
23-v-R2
’s Ochtends gaan we naar de ruines van Arad. We zijn niet helemaal alleen, er zijn nog wat achterblijvers en plunderaars in de ravage. Aan de overzijde verschijnt Baâl in de lucht. Hij lijkt op Thor. Vanuit de draaikolk rijst de draak Yamm omhoog. Haat en nijd. Waar de strijd tussen El en Mot met magie werd uitgevochten, is deze op pure fysieke kracht. Doordat Yamm niet genoeg te eten heeft gehad, wint Baâl overtuigend. De draak zakt weg in de golven en de draaikolk komt tot stilstand. Het is groot feest in Tyr.
Risha wil de engte overzwemmen. Hij trekt zijn rottende kleren uit en duikt met een aanloop in het water. Als hij boven het midden van de draaikolk is, voelt hij diep onder zich hetzelfde als bij de Witte Stad. Hij duikt naar beneden. Met de Hearthstone of Aquatic Prowess kan hij onder water ademen en heeft hij geen last van de enorme waterdruk. Diep onder de oppervlakte ziet hij dezelfde radioactieve schittering als boven de vulkaan van Mot. Aan de andere zijde voelt hij een gevaarlijk en onbereikbaar ‘thuis’.
De anderen gaan per schip en komen Risha op driekwart van de afstand tegen. “Tot zo in Tyr!”
24-v-R2
’s Avonds komen ze aan in de welvarende, feestende stad. Ze feesten mee tot het de volgende ochtend weer licht is. Risha zwemt door.
25-v-R2
Ze worden pas om vier uur ’s middags met een kater wakker. Vandaag is de laatste nacht van de volle maan. Om zes uur komt Risha moe maar fit aan op het strand. Gwan hangt hem plechtig een medaille om. Dan schepen we ons weer in om verder te varen. Risha valt aan boord meteen in slaap.
26-v-R2
We komen vroeg in de avond aan in Megiddo. We frssen ons op en melden ons om acht uur bij het paleis van de grootvizier. We worden hartelijk ontvangen in de privé-vertrekken van de familie. Ze kijken heel bezorgd als we vertellen over het lot van El en Mot. De priesters worden er bij gehaald, ze geloven ons eerst niet. Maar eentje zegt: “Toch verklaart dat onze divinaties … het zou kunnen.” Er ontstaat een theologisch dispuut, ze snappen er niks van. Ze denken dat er bij Yerech een nieuwe zwarte bron is ontstaan. Maar ze hebben nog niet eerder meegemaakt dat er een god verzwolgen werd. Er zijn veel bronnen ouder dan de mensheid, dus wie weet …
We vragen naar het Grauw. Die hebben overal agenten en spionnen die niet grijs zijn. Idriss zou in Euboia zijn gevonden, ook een bolwerk van het Grauw. We mogen in het paleis logeren en vertrekken de volgende dag om zeven uur. Adrarn mag weer met ons mee.
27-v-R2
Om negen uur zetten we weer koers naar huis. De tocht duurt nog zes dagen.
6-vi-R2 11 uur
We komen aan in de haven van Groath. Het is winter, koud, maar één en al bedrijvigheid. Het gaat goed met de economie en de zee is niet meer giftig. De schepen van de negen tovenaars liggen hier in de haven. Volgens de Groathenaren zijn ze enkele dagen geleden aangekomen en met hun families naar Soul getrokken. We kopen paarden, laden onze mirre, platina en andere aankopen in, en gaan er achteraan. Onderweg passeren we ten Noorden van de Shintasta Burrows een kamp met tienduizend man van het leger van Risha’s broer.
9-vi-R2
Ook Soul is een stuk bedrijviger dan we gewend waren. De negen Gebiaanse families zijn hier neergestreken en zijn een enorme boost voor de handel. Net als de soldaten die hun soldij in kroegen en bordelen uitgeven als ze met verlof zijn. We besluiten hier niet te blijven maar direct door te rijden naar Bronwë.
10-vi-R2 16.00
Risha wordt bij de poort van de ambassadestad herkend. Hij gaat eerst even bij zijn tempeltje langs. Daar treft hij priester Malice met een heleboel bakstenen. “Hé Risha!” “Ik dacht, ik ga eerst bij mijn favoriete priester langs!” Malice praat hem bij: “De stenen zijn af, het is jammer dat het net nieuwe maan geweest is, maar er zijn genoeg heilige dagen. Mag ik vrij spreken? Mahakrishna heeft een tempeltje van jou en hem naast de ingang van de tempelstad vanuit het paleis gezet. Dat neemt een beetje de aandacht hiervan weg. Er staat een beeld van hem met zijn arm om jouw schouder. Vixen heeft ook een leger gestuurd. Er zijn vijfhonderd man gelegerd in Bracken.”
Chang gaat alvast de stad in. Hij treft Mahakrishna (die een groot huis aan het centrale plein heeft betrokken) en Kadir, die net onze kant op komen. Hij regelt dat we elkaar in de ontvangstzaal in stijl zullen treffen. Mahakrishna is blij om Risha te zien, Kadier om Adrarn te zien. Het verslag van onze reis wordt indrukwekkend en zorgwekkend gevonden. Kadier is blij dat Adrarn is voorgesteld aan de voorouders en onder de indruk dat wij Waarnemend Qartiaan zijn. Hij is wel bezorgd over de ontwikkelingen in zijn land en heeft het niet zo op met de Gebianen.
“Hoe gaan we het aanpakken?” vraagt Mahakrishna, “We hebben tovenaars, vijftienduizend strijders, Chang als aanvoerder. De Shuragi kunnen in gifgas veranderen, maar we houden ze in bedwang. Ze blijven voornamelijk onder de grond.”
Als eerste stap gaan we morgen de tovenaars opzoeken in Soul.
11-vi-R2
Op naar Soul. We betrekken daar de beste herberg, de koning krijgt de beste kamer. De gelagkamer wordt tot ontvangstzaal omgebouwd.
12-vi-R2
’s Morgens gaan we naar Karun Hotep. Die zorgt dat de tovenaars op audiëntie komen. De generaal van Mahakrishna is er ook. Iedereen kijkt naar Chang. “Ik maak het kort, het doel van deze vergadering is het opstellen van een plan voor de Burrows.”
De generaal neemt het woord: “Er zijn Shiragi en wormen gezien. Ik heb vooroverleg gepleegd met de tovenaars. Het gifgas begint groen, dan geel, etcetera, oplopend in narigheid. Hoe dieper hoe giftiger. Er zijn niveau’s, de gele shiragi zijn een rang hoger en kennen geheime gangen die de groene niet kennen. Nog dieper begint de echte shit. Ze aanbidden iets wat Paarse Vlam heet. Die zitten nog dieper. De aarde is een gatenkaas!”
Karun vult hem aan: “We hebben gescry’t. Dat was moeilijk. Er zijn inderdaad paarse vlammen in de diepte. Er is een as tussen Nehal Nemar en Eenoog. De shiragi hebben een gezamenlijk bewustzijn per niveau. De hogere niveaus kennen de lagere, maar niet andersom. Op het rode niveau is er een eenheid met Euboia en Melek Qart. Ze hebben een geheim wapen. Een soort werkelijkheidsverzwakking via de zwarte bronnen. Die gebruiken ze om gaten te slaan in de werkelijkheid. Aan de andere kant van dat gat zit een andere wereld. Het zegt ‘boem’ als iets van onze wereld er mee in aanraking komt.”
Dan gaat hij verder over meer concrete zaken: “Wie bij ons in de buurt blijft, kan een zekere mate van het gifgas aan. Tegen het werkelijkheidsverzwakkingswapen kunnen wij niets doen. Een windmachine kan de bovenste lagen leegblazen.”
Chang stelt zonlicht voor, maar Karun denkt dat het niet gaat werken: “Ze kunnen niet tegen buitenlucht, wel tegen de zon. Maar frisse lucht krijgen we niet zo diep achter de geheime deuren naar de gele niveaus. Nehal Nemar verstaat zijn vak. Er is een soort georganiseerde laag van samenwerking tussen de Weaver en de Abyss, misschien wel meer. Iets groters. Ze hebben het voor hun karretje gespannen. We weten niet wat, maar overal waar het Grauw komt, is een sterkere werkelijkheidsverzwakking. Over hoe deze wereld werkt zijn er dingen die wij niet weten. Jullie, de weavers, de lunars, de abyssals zijn allemaal van deze wereld. Maar er is iets groters.”
Gwan vertelt dat hij ontdekte dat onze terugkeer als solars iets heeft ontketend, of deel is van het ontketenen. Een soort eindspel wat niets met de plaatselijke geschiedenis heeft te maken. Het is het einde van dat wat bij Imhotep is begonnen. Eerst was Imhotep er, toen kwamen de mensen, later de siderials, nog veel later de lunars, onlangs de abyssals en nu wij. Zelfs Eenoog is kleiner dan wat er nu gebeurt. Maar die weet wel wat er aan de hand is en gebruikt dat.
Het lijkt ons de moeite waard om uit te pluizen wat de lunars aan kennis uit de bron van Bronwë hebben gehaald. Alle negen rassen hebben ieder hun eigen stuk kennis. Wij hebben de Witte Stad, Imhotep en de Bron.
De tovenaars legen uit dat er een verschil is tussen Elsewhere, waar de zwarte bronen mee verbonden zijn, en Darkwhere, waar de goden opgeslokt zijn. Er komen soms rare dingen uit Elsewhere, die doen vermoeden dat Elsewhere ook andere uitgangen heeft, dat het een soort membraan is tussen de werelden. Gaten exploderen, maar er kunnen dingen van de ene wereld naar de andere komen zonder te ontploffen, zoals onze hearthstones.
Risha waarschuwt dat het Grauw zelfs onder de goden recruteert. Ook voor Geb is dit nieuw en vreemd. “Met Wyrd en zelfs Wyld kunnen wij wel wat, maar niet met Elsewhere en Darkwhere.”
Op dit moment ziet het er naar uit dat we op dit moment nog onvoldoende weten om de Barrows te bevrijden. We spreken het volgende af:
Onze legers gaan Shearton aanvallen, om a) Eenoog te hinderen, b) de Hoogzetel af te snijden van Shearton, c) informatie over hun krachten te verwerven en d) de handelswegen naar het Shintasta-rijk vrij te maken. In een tangbeweging gaan de Soul- en Shintastatroepen, aangevoerd door de generaal, via het oude bospad naar het Noorden terwijl de troepen van Selene en Vixen vanuit het Noorden en Westen naar de stad komen. Ons leger neemt brahmanen mee voor ‘het kleinere werk’. De tovenaars gaan voorlopig verder met hun research, tot het moment dat Sorceror’s Well wordt bereikt. Dan komen zij in actie. De solars gaan intussen naar de Witte Stad om de oude kennis terug te vinden. Als er daarna nog tijd is vervoegen wij ons bij het leger. Risha gaat zo snel mogelijk na de slag het ritueel met de bakstenen doen en dan is het volgende doel de Hoogzetel. Daarna komen de Barrows pas aan de beurt. Duizend man worden achtergelaten om bij de ingang van de Barrows te patrouilleren.
Risha overlegt nog even met zijn volgelingen. Malice heeft intussen zijn Awakened Essence zelfstandig onder controle. Risha benoemt Bruiser tot kapitein en geeft hem een tijdelijke Awakened Essence met de Power Awarding Prana charm.
Xp: 3
(Bruiser krijgt er 2 xp per sessie tot hij voor 20 xp zijn Awakened Essence permanent kan maken.)