De volgende dag is het dorpje bedrijvig als altijd. De welvaart en tevredenheid valt echt op. Chang gaat op zoek naar een genezer waar hij wat meer medische kennis op kan doen. Dat lukt wel. Risha heeft meer interesse op de taal Qartaans te leren, maar er is hier niemand die dat kan. Hem wordt verteld dat hij daarvoor beter naar Soul City kan gaan. En Gwan is benieuwd naar de plaatselijke kunstuitingen. Die zijn er niet in deze vallei. Alle voorwerpen zijn eenvoudig, degelijk en zonder versieringen. Voor cultuur moet je bij de priesters zijn, voorbij de poort naar de hogere gebieden.
Omstreeks 12 uur wordt Chang bij de poort naar het tweede niveau geroepen. Er zit een tulband op hem te wachten. Gewoontegetrouw stellen hogergeplaatsten zich niet voor, dus de priester komt meteen ter zake:
“Beste Chang, we kennen jou en je groepje nog niet lang genoeg om je echt te kunnen vertrouwen. Maar jullie vallen allemaal in positieve zin op. Vooral jij. We kunnen getalenteerde lieden altijd gebruiken want daarvan zijn er gewoon te weinig.”
“Hoe kan ik mijn trouw bewijzen?” vraagt Chang.
“Het is tijd voor je tweede beproeving. Willen jullie promoveren naar het volgende niveau? Zo ja, krijgen jullie een uitdaging. Het is niet verplicht. Op dit niveau kunnen we ook bekwame lieden gebruiken. Ik zal open kaart spelen. De opdracht zal vervelend zijn, maar hij is jullie groep wel waardig. Normaal halen we mensen die als groep bij ons komen uit elkaar, maar jullie zijn een hoop talent bij mekaar. En een goed team is goud waard.”
“Ik zal het ze voorleggen,” zegt Chang.
“Dan spreken we om 4 uur hier weer af voor jullie antwoord.”
Chang seint de rest van de groep in. Risha wil zijn volgelingen meenemen. De vijf jongelui zijn sinds Risha die ochtend afstand heeft gedaan van zijn goddelijke status aan hem gaan twijfelen. Maar na een bezielde speech is het heilig vuur weer terug. “Zum Befehl!” De alchemiste Strega is helemaal enthousiast, want hoger op de helling schijnt een meester-alchemist te wonen, waar ze graag bij in de leer wil. Dus op het afgesproken tijdstip staan de negen bij het wachtgebouw. De tulband is er al.
“Ga zitten.”
Hij maakt gelukkig geen onderscheid tussen de solars en de volgelingen van Risha. Voor hem is Risha blijkbaar nog steeds de enige die bovennatuurlijke krachten heeft.
“De opdracht heeft een leuk en een minder leuk aspect. Het leuke is dat de behezarot met jullie mee gaat. We zullen jullie naar een open plek in het woud brengen waar de Wyld geen greep op heeft.”
Hij rolt een kaart uit en wijst de strook bos aan die als een hoefijzer van het enorme Chetwood in het Oosten via het Noorden over Archet heen buigt en de smallere strook die in het Westen Zuidwaarts strekt tot de hoogte van Combe.
“Kijk, we proberen Archet en Combe af te snijden met een Wyld bos. Chetwood is veilig tegen de legers van Soul en Shintasta, omdat het Wyld is. Maar wij kunnen ook niet in de Wyld leven, dus we hebben een paar bruggenhoofden nodig. Gelukkig zijn er nog wat plekken van vroeger.”
Hij wijst naar een paar open plekken ten Noorden van de toren van Phantom Marshley. Zijn vinger blijft rusten op de plek die het dichtste bij is.
“Jullie hebben twee taken. De eerste is de behezarot. Dat is een vrouwtje, die zal mannetjes aantrekken en die moeten jullie vangen. Daar willen we er zo veel mogelijk van hebben. De andere opdracht is om het gebied te claimen voor Eenoog. Het is nog niet geclaimd, maar we weten niet wat er op dit moment zit. Stel het veilig als bruggenhoofd. Daar staat een mooie beloning tegenover.”
“Waar dienen die behezarot voor?” vraagt Risha.
“Van die dieren kan onze alchemist allerhande nuttige ingrediënten oogsten.”
Strega kijkt blij.
“Om een plek te zekeren, moet jullie symboliek overvloedig aanwezig zijn. Je zou bijvoorbeeld een vlag kunnen hijsen, maar het hoeft wat ons betreft niet zichtbaar te zijn vanuit de lucht. Wel kun je een oog in de omringende bomen kerven en zo.”
Hij kijkt even of er nog vragen zijn en gaat dan verder.
“Geef maar een lijst met wat je allemaal nodig denkt te hebben, dan kunnen jullie morgenochtend vroeg weg. Je hebt zeven dagen de tijd. Om een indicatie te geven: als jullie drie beesten vangen, zou dat teleurstellend zijn. En ze kunnen niet echt vliegen. Ze hebben een onzichtbaar onderlijf dat permeabel of massief gemaakt kan worden.”
Claude vraagt: “Hoe slim zijn ze?”
“Als een bovengemiddeld mens.”
Chang wil weten hoe het zit met de slagkracht.
“Jullie krijgen ieder een verdovingsgeweer”
“Hoe komen we daar?” vraagt Risha.
“Wij brengen jullie en halen je een week later weer op.”
Claude bestelt sloten en allerlei materiaal om vallen mee te maken. Risha vraagt om een goede boog en pijlen. Er worden voorraden en kampeerspullen op het lijstje gezet. Paarden zullen we niet nodig hebben.
De volgende ochtend staan we al heel vroeg klaar. Een groot en een klein zweefplatform komen aan. In de kleine zitten twee priesters. Een nerveuze knecht laadt onze spullen op het grote zweefvlot, dat met en kabel aan de kleine vastzit. De kooi met het beest is al aan boord. Gwan merkt dat deze vliegmachines wel heel mooi versierd zijn. We hoeven zelf niet te laden, omdat we de tweede proef gaan afleggen, zijn we het niveau van dienstverlening ontstegen. Als alles gereed is, mogen we op de grote schuit plaatsnemen en dan vertrekken we. We vliegen hoog boven een veelkleurig wervelend geheel, waar af en toe een boomtop bovenuit steekt. Na een half uur bereiken we het gebied waar de zon niet meer schijnt. Onder ons knettert en flitst de Wyld in alle kleuren van de regenboog.
Twaalf uur later daalt het vlot op een schemerig verlichte vlakte van zo’n 2,5 bij 3 km. De hemel is vol sterren en om ons heen zien we het chaotische licht van de Wyld. Twee nerveuze bedienden laden het vlot uit en de tulbanden geven ons wapens. Er is een geweer voor ieder van ons en er zijn dertig patronen met alchemistisch slaapgas. Rishaxb4s nieuwe boog is een meesterwerkje en hij krijgt er soulsteel armbracers bij.
“We komen over zeven dagen de vangst halen,” zegt een van de tulbanden en dan stijgen ze weer op. Zodra de luchtvlotten weg zijn, horen we Chantal weer kermen in het noorderlicht.
In een natuurlijke kom zien we een soort kerkje met een waterput en een woonhuis staan. Vanaf het bouwwerk gaan paden drie kanten op. Zuidwest richting Archet, Noord richting de Sheeplands en pal West richting de andere grote open plek. Maar ze lopen dood waar de muur van Wyld-licht begint.
Claude en Gwan beginnen kooien te maken. Tot zijn verrassing ontdekt Claude dat het hang- en sluitwerk ook van het kostbare soulsteel is gemaakt.
Chang stelt een wachtschema op en zet Risha’s mannen aan het werk om een basiskamnp te bouwen.
En Risha gaat op verkenning uit. Eerst bekijkt hij de waterput,
maar daar is niks wat de moeite waard is om over te rapporteren. Als Chang klaar s met organiseren komt hij Risha helpen. Samen gaan ze het grote kerkgebouw binnen. Het is een hoge zaal, met banken in een cirkelpatroon. In het midden is een groot zwart pentagram in een rode cirkel ingelegd in de vloer.
De trap van de toren is wormstekig en gammel. Risha weegt niet zo veel en hij is vrij behendig. Hij durft het wel aan. Maar Chang blijft beneden. De jonge prins geeft lopend commentaar. Op de eerste etage is een soort collegezaaltje met een schoolbord. Op de tweede treft hij een boekenkast en een lessenaar met een kristallen bol. Het eerste boek verpulvert zodra hij ht aanraakt. Dus hij gaat maar verder. De derde en hoogste etage is lopen naar de buitenlucht. Hier hangt een grote bronzen klok. Gezien de toestand van het houtwerk, besluit Risha maar niet toe te geven aan zijn impuls om de klok te luiden.
Op de terugweg wil hij de kristallen bol meenemen. Maar als hij het ding aanraakt is er een enorme elektrische ontlading en hij wordt achterover geslagen. Op mirakuleuze wijze blijft hij ongedeerd. Maar hij is wel enorm geschrokken.
Terug in het kamp vertellen ze wat ze hebben gevonden.
“Een pentagram, dat heeft iets met demonen te maken!” weet Gwan.
Die nacht slapen we en we houden wacht. Er komt niets af op het klaaglijke geroep van de behezarot.
De volgende morgen gaan wer een soort eendenkooi maken voor de behezarot. Risha doet daar niet aan mee. Fysieke arbeid vindt hij beneden zijn stand en daarom is hij alvast met de tweede opdracht bezig. Uit hout snijdt een groot oog-symbool. Het verbaast hem zelf hoe gemakkelijk dat hem afgaat. Als het klaar is hangt hij het boven de deur van de kerk. Daarna gaat hij samen met Gwan ogen in de bomen aan de bosrand kerven. Eten, wachten, jagen en verkennen. De jacht levert niets op en er komen geen wezens op onze behezarot af. Aan het einde van de dag voert Risha het monster. Het beest blijkt alleen vlees te eten. Het is hem dankbaar, maar op deze manier gaan we wel snel door onze voorraad heen. De tweede nacht wordt er in tweetallen wacht gehouden. Maar er gebeurt weer niets.
De tweede en de derde dag komen er nog steeds geen beesten op onze behezarot af. In de nachten gebeurt er ook niks.De pastorie, zoals we het woonhuis hebben gedoopt, blijkt heel bouwvallig te zijn en niets van belang te bevatten. Onze vleesvoorraad is inmiddels op en het dier heeft honger. Claude heeft een jachthut gebouwd, maar jagen heeft geen zin, er is niets groters op deze vlakte dan duizendpoten. Gwan maakt een hengel en haakt daar een vette duizendpoot aan. Hij werpt uit in het licht van de Wyld en heeft meteen beet. Maar hij houdt het niet. Wat er aan de andere kant zit is groot en sterker dan hij. De hengel wordt naar binnen getrokken en krakend verslon- den. We hebben een stevigere hengel nodig. Dus bouwt Claude een enorme werphengel met een staander en een tegengewicht. Althans dat was het plan. Tijdens het bouwen bedenkt hij dat het sterk lijkt op een trebuchet en dat brengt hem op een idee. Hij verandert het ontwerp een beetje, zodat datgene wat aan de haak hangt niet de Wyld uitgetrokken wordt, maar een steen op zijn kop krijgt. Als hij uitwerpt hoort hij gelach en gegrom en iets wat “sst” fluistert. Beet! Het mechaniek gaat af en er suist een zware kei door de lucht. Als de steen het lichtgordijn raakt, horen we een luide ‘Ploing!’ en het projectiel komt met dezelfde snelheid op ons af.
Nog een paar keer hengelen levert niets meer op. Als er een paar grote uilenogen in het licht te zien zijn, schiet Risha er met zijn pijl en boog op en Claude gooit een mes. Het roept luid “Oehoe!” en verdwijnt achter het gordijn. En nu hebben we er genoeg van. We binden ons aan elkaar met een touw en gaan er achteraan. Het lichtscherm is moeiteloos te passeren en daarachter vinden we een mooi eikenbos. Maar de sterren zijn op een doek geschilderd. De uil zit in een boom en Risha schiet hem dood. “Oehoe. Nee … ! ” Het beest was tam en kon praten. Maar nu gaat hij in de jagerstas.
Gwan kert oog-tekentjes in de bomen om ons pad te markeren. De derde boom kermt van de pijn. Het is een diep, laag geluid. Als hij omkijkt, ziet hij een meter of 50 achter ons een tribune met adelijke elfen die naar ons kijken. Als we er naar toe lopen, lijkt de tribune steeds op dezelfde afstand van ons te blijven. Net zoals het einde van een regenboog. Als Chang voorstelt om te wachten, verandert de grond onde ons in zwarte inkt. Op de tribune ontstaat rumoer. Men stoot elkaar verbaasd aan en pakt toneelkijkertjes. Sommigen zijn zelfs flink geschrokken. De duisternis wordt een soort muil die ons op probeert te slokken. Claude en Chang zijn op tijd weg, Gwan weet zich vast te grijpen aan een wittig uitsteeksel. Het lijkt wel de knaagtand van een reuzenkonijn! Maar Risha, die voorop liep, bungelt aan het touw in de opengesperde muil boven de huig.
`Hap!`
Met een enorme inspanning werpt Gwan zich uit de bek van het monster. Het touw wordt doorgesneden en Risha valt in de diepte. De grond sluit zich. Claude gooit een zwerm dolken tegen de grond en Chang slaat ook op de grond. Er welt bloed omhoog. Maar dan staan ze op gewone bosgrond. Gwan steekt zijn zilveren zwaard in de grond en er gebeurt niets.
“We moeten eten hebben voor het beest,” roept Claude naar de tribune.
Ze komen niet dichterbij. Maar er staat hier een boom met een oog er in gekerfd. We zijn vlak bij is de open plek.
Risha valt door de duisternis en komt op een koude stenen vloer terecht. In het licht van het kasteteken op zijn voorhoofd ziet hij dat hij in een wijnkelder ligt. Hij tovert zijn harnas aan en trekt zijn zwaarden. Dan loopt hij voorzichtig de trap op. Boven aangekomen staat hij tot zijn verbazing in de vervallen pastorie. Hij ziet zijn groepje bij de bosrand en loopt er op af.
“Hoi, ik ben er weer.”
Dat avontuur is goed afgelopen. Maar wat een vreemde plek is de Wyld.
We voeren de uil aan de behezarot. Het is niet genoeg om de honger te stillen, maar ze kan er weer eventjes op voort. En dan valt Gwan iets op: Het is helemaal geen vrouwtje! Het is een mannetje en zijn geloei houdt de andere dieren juist op een afstand. Vandaar dat we niks vangen!
Claude heeft een theorie. Hij gaat er van uit dat ze ons niet meer zullen komen ophalen. Wij zijn een outpost. En hier kunnen wij geen kwaad.
“Maar waarom hebben we dan zulke dure dingen van soulsteel meegekregen?
“Ze hadden ons niet meegekregen als wij hun niet vertrouwden. Maar als de spullen van zo’n goede kwaliteit zijn, dan vertrouwen wij er wel op dat ze ons weer terug zullen halen. Alleen soulsteel is hier niet zo veel waard. tegen de Wyld moet je koud ijzer gebruiken. En ik heb maar één goedkoop ijzeren werpmesje, al de rest is van hoogwaardig staal. Waarschijnlijk vonden ze Risha toch een te grote bedreiging.”
“Dan moeten we
proberen om toch een stuk of tien behezarot te vangen en die daar zelf af te leveren als ze inderdaad niet komen.“
Mijn ‘mentor’heet Gris en geen Chris. Zijn er naast het vastzetten van de chimera tussen de rode stoplichten nog concrete plannen mbt. hoe we henm gaan verslaan?
Sorry, we hebben nooit beloofd om een effigy van je te maken. We hebben onderzocht of we het konden, dat bleek van niet, de enige optie zou zijn om het aan iemand anders te vragen – Freggle bijvoorbeeld. Maar er is nooit besloten dat ook te doen. Ik neem aan dat kosten een rol spelen, en misschien hadden we ook gewoon geen zin in het gemopper.
Hier stoppen we voorlopig. Het is een natuurlijke pauze in het verhaal.
Onze Storyteller heeft de handen vol aan de mantelzorg voor haar vader. En ze gaat binnenkort naar Canada. Als we nu doorgaan, dan stoppen we ergens middenin de actie en weten we over een paar maanden niet meer wat we ook weer van plan waren. Maar als we hier pauzeren, kunnen we na de zomer een frisse start maken.