Gwan praat met Jeanette, een meisje uit zijn dorp. Ja, ze is tevreden in dit kamp en ze is vrij om te gaan en staan waar ze wil. “Maar er zijn twee beperkingen. Chetwood is onvoorspelbaar, buiten het Oude Bospad verandert het steeds. Dus daar kun je niet komen. Het andere probleem is de oorlog. In Soul worden wij gezien als verraders. Dus we kunnen ook niet terug.“
Chang heeft zich aangemeld als soldaat. De sergeant wil weten hoe fit hij is en laat hem 100x opdrukken. Dat lukt de levensgenieter niet. Hij krijgt een plens water over zich heen. “Overnieuw!” Nee, het lukt hem echt niet. “Doe eerst die beerput maar schoonmaken…“
Een van de cipiers zit bij Risha’s cel. Hij wil weten hoe de knaap zijn boeien los heeft kunnen maken en laat het hem een paar maal voordoen. Dan roept hij de sergeant er bij. “Baas, deze kan toch wat nuttigs!”
De sergeant bekijkt het truukje waarderend en vraagt: “Wat kun je nog meer?”
“Vechten. Ik heb niet veel nuttigs geleerd aan het hof, maar ook de jongste prins heeft het recht zich te verdedigen, dus kreeg ik wel vier uur per dag les in vechttechnieken.”
“Nou, laat maar eens zien. Versla Chang en je hebt een plek in het leger.”
Risha pakt een stok en daagt de monnik uit. Chang vecht met de blote hand. Hij heeft zijn malixc3xabnkolder nog aan onder zijn kleren, dus de klappen van Risha raken hem amper. Het prinsje is heel snel en weet bijna alle slagen van de monnik te ontwijken. Dus ze staan de rest van de dag op elkaar in te beuken. Uiteindelijk slaat Chang Risha KO. De sergeant feliciteert de winnaar en geeft hem een legerbadge.
“Je hebt je bewezen.”
De bewusteloze prins wordt op de grond achtergelaten.
Intussen heeft Claude zich gemeld als timmerman. De bouwmeester geeft hem een proeve van bekwaamheid: “Maak mij een kooi voor een beest van zo en zo groot, met tentakels.” Als Claude er mee klaar is, heeft hij een piefje in het sluitwerk verstopt, waardoor de stevige kooi ook zonder sleutel te openen is. De bouwmeester ziet het niet en is tevreden. Claude krijgt een badge en de opdracht om nog meer kooien te maken.
Gwan gaat eens praten met de wachter bij de poort naar het volgende niveau. Die draagt een gewaad met een tulband, hetgeen zijn hogere status aangeeft.
“Halt!” zegt deze bars, “je bent nog niet bevoegd om deze poort door te gaan.”
Gwan knoopt een praatje aan. De wachter is niet heel spraakzaam, maar hij weet er toch wel wat nuttige informatie uit te krijgen. De wachter heet Pierre. Hij beschrijft zichzelf als ‘logistiek manager’ en hij woont samen met de twee andere wachters in deze toren. Als hij geen dienst heeft gaat hij naar de kroeg om te drinken en achter de vrouwen aan te gaan. Gwan ontdekt dat in de vallei achter deze poort de priesters wonen. Daar nog voorbij is een functie vacant, waar Pierre zijn zinnen op heeft gezet. Gwan vraagt welke godheid Pierre aanhangt. De felle reactie verbaast hem.
“Hoezo, ‘welke godheid’? Er is maar xc3xa9xc3xa9n god! ‘Van welke godheid’ ben jij dan wel? Waar geloof jij in?”
De pottenbakker geeft een vaag athexc3xafstisch antwoord. Daar neemt Pierre geen genoegen mee. “Goddeloze! Dit gesprek is afgelopen.“
De bewusteloze Risha geeft zacht licht. De mensen zijn daar bang voor, maar een dappere durft het toch aan om zijn zakken te rollen. ’s Avonds kiepert de cipier een emmer water over hem heen, waardoor hij bijkomt.
“Je hoeft niet meer terug in de cel. Maar je hebt nog geen status.”
Risha kijkt om zich heen of hij bekenden ziet. Hij ziet Claude druk aan het werk, Gwan praat ergens in de verte en Chang loopt rond in zijn nieuwe uniform. Hij gaat naar Chang.
“Gefeliciteerd,” lacht hij, “ik zou je een biertje willen aanbieden, maar ik geloof dat ik mijn beurs kwijt ben.”
Ze gaan samen naar de kroeg en Chang betaalt. Claude vertelt over het geheime mechaniekje, maar ontdekt dat we wordewn afgeluisterd. Hij loopt snel om en ziet een jongetje zijn veters knopen.
“Ik heb jullie gezien en gehoord,” zegt het jochie brutaal, “ik kan twee dingen doen. Als je me er voor beloont, kan ik mijn mond houden. Of ik kan een goede kerel zijn en naar mijn baas gaan.”
Claude geeft hem een muntje.
“Vijf! We hebben wel gezien dat jullie geld hebben!”
Ze worden het eens op vier.
Die nacht slaapt Risha onder de sterren en de anderen slapen ieder bij hun nieuwe gilde. De volgende morgen wordt iedereen bij het ochtendgloren gewekt. Chang krijgt zijn wapens terug en moet aantreden. Ze wachten op belangrijke mensen van hoger op de helling. Er komt een jachtpartij. Claude mag zijn kooien leveren en Gwan gaat mee als paardenknecht. Risha wordt ingedeeld bij de draagslaven en hem wordt duidelijk gemaakt dat achterblijven geen optie is. Na een uur komen er zeven mannen in kleurige gewaden en met tulbanden door de poort van het volgende niveau. Het zijn priesters van Eenoog. Ze dragen magische stokken waarmee projectielen afgeschoten kunnen worden. Omdat het heel gevaarlijk is buiten in het bos, krijgt iedereen bij het vertrek zijn wapens.
We gaan over het Oude Bospad. Na een half uur wordt het donker. Na nog een uur wordt er halt gehouden. Tien soldaten, waaronder Chang, gaan met 10 m. tussenruimte aan de rand van het pad staan. Op een hoornsignaal stappen ze tegelijk naar voren het bos is. Een paar meter buiten het pad wordt het bos vreemd. Het is een rillige jungle, waarvan de kleuren onder je voeten veranderen. Even later volgt een tweede rij soldaten en dan nog een derde.
“Zij zijn orde aan het scheppen,” verklaart een van de tulbanden desgevraagd, “zodat er xc3xbcberhaupt iemand naar binnen kan.”
Na een tweede hoorngeschal mogen de soldaten terugkeren. Op de terugweg ziet Chang dat het bos normaal geworden is waar zij hebben gelopen. Van de 30 die het bos ingegaan zijn, keren er echter maar 11 terug.
“Moeten we ze niet gaan zoeken?” vraagt Risha aan een van de tulbanden.
“En wie mag jij dan wel wezen?”
“Prins Risha.”
“Ah, de verliezer. Nou, je krijgt zometeen de kans om je te rehabiliteren. Er is zojuist een vacature ontstaan.”
“Wacht,” zegt Risha blij, “dan trek ik even mijn harnas aan.”
Hij knipt in zijn vingers en vanuit het niks vormt zich een prachtig goudkleurig plaatharnas om hem heen. De priesters lijken daar wel van op te kijken, maar ze zeggen er niets over.
De zeven heren gaan even later het bos in met een kristallen bol, waarin een licht pulseert. Op het verste punt wordt een paal in de grond geslagen waar ze spreuken overheen prevelen. Ze zeggen tegen de soldaten dat er in die richting verderop in het bos een eiland van vastigheid is. Dat moeten ze vinden. De overige mensen wordt opgedragen om de kooien alvast hierheen te brengen. De elf overlevenden plus Risha lopen het bos in.Chang loopt en loopt en zoekt en zoekt, en uiteindelijk vindt hij als eerste de plek van normaalheid. Hij draait zich om en roept. Ogenblikkelijk verandert de afstand tussen de paal en waar hij staat in een bospad.
Risha heeft minder geluk. Hij verdwaalt al snel in de vreemde omgeving. Het bos begint hem met lianen en takken te omstrengelen. Hij hakt met een magische combo het struikgewas weg en staat dan opeens op een lege, betonnen vloer. Verderop zit Narima zachtjes te wenen. Hij loopt op haar af en spreekt haar
voorzichtig aan. Ze staat op en kijkt hem aan.
“We moeten die kant op,” zegt ze en wijst een donkere tunnel aan. Opeens krijgt hij door dat er iets mis is. “Jij bent Narima niet!”
Ze verandert in een monster met klauwen. Risha verslaat het monster zonder moeite. Ze verdwijnt en hij staat op het pad. Voor hem lopen de priesters, hij wandelt maar achter ze aan. Als de mannen op een open plek komen, schieten ze een soort gas naar een bolvormig wezen met allemaal tentakels. Het wezen raakt bedwelmd en de dragers moeten het in een van de kooien stoppen. Iedereen feliciteert elkaar.
Terug in de stad is Chang de held van de dag. Met een ritueeltje wordt hij geridderd en hij krijgt heilige geitenoog symbool omgehangen.
“Bxc3xa8e bxc3xa8e!“roept Gwan. Dat mag de pret niet drukken.
Chang mag zijn helden verhaal doen. Hij is daar helemaal niet goed in, maar dat vindt niemand erg. Er is tenslotte gratis bier.
Risha wordt door de priesters apart genomen.
“Hoe komt het dat jij die dingen kan?”
“Dat heb ik al gezegd, ik ben een prins, de broer van de koning van Shintasta.”
“We doen hier niet aan prinsen. Titels moet je zelf verdienen. En het verklaart ook niet hoe je het bos hebt overleefd.”
“De koninklijke familie van Shintasta zijn geen mensen, wij zijn goden. Ik ben niet zo’n grote god, maar toch kan ik wel dingen.”
“Dit is het domein van de Ene. Hier worden geen andere goden geduld. Je mag afstand doen van je goddelijke status, dan word je een engel in de hixc3xabrarchie. Of je verlaat het kamp en dan ben jij morgen het doel van de jacht!“
Het is wel duidelijk dat die jacht niet eindigen zal met Risha in een kooi.
“Prins, god, engel, hoe je het wilt noemen, het is hetzelfde.” zegt hij. Ze nemen hem mee naar het wachthuis, waar al een kant en klaar perkament klaarligt. Hij kan het echter niet lezen, want het is in het Qartiaans, de taal van boekhouden en contracten, en hij voelt dat het contract zwaar magisch geladen is. Hij mag er een nacht over nadenken, maar moet dan wel buiten het kamp slapen.
“Voor een gewoon mens is het bos levensgevaarlijk, maar voor jou zal dat geen probleem zijn. Hier is maar xc3xa9xc3xa9n God, dus zolang jij een god bent kun jij hier niet blijven.”
“Nou, ik weet nog wel een tweede god hier: Ushas. Ik zie haar licht en dat zag ik niet in Soul. Dus zij is hier.”
De priesters zijn niet onder de indruk van zijn logica. Hij mag zijn wapens en wapenrusting houden en wordt naar buiten gelaten. “Tot morgen!“
Claude gaat op zoek naar het jongetje dat hem gisteren chanteerde. Hij vindt hem in de gaarkeuken.
“Hee, mijn weldoener!” roept het jochie als hij Claude ziet.
Claude neemt hem mee naar de kroeg en voert hem dronken. Dan manipuleert hij de jongen om te doen alsof hij Risha is. Frans, zo heet hij, springt op de tafel en roept luid: “Ik ben god, buig voor mij!”
Hij wordt in het cachot gegooid. Wraak is zoet, denkt Claude.
Gwan raakt in gesprek met sergeant Hans van de interne ordedienst.
“Dat is toch wel een groot verloop in je soldaten, zo’n jacht.”
“Je kiest er zelf voor om in het leger te gaan. Wie het overleeft komt hogerop. We kunnen alleen goede soldaten gebruiken.” Dan begint Gwan over de mensen uit Archet.
“Chantal? Toevallig dat je daar naar vraagt. Nee. Toevallig heb ik die niet gezien.”
Een vreemde reactie. Net alsof hij het wel weet, maar er niets over wil of durft te zeggen. Gwan vraagt nog een paar andere dorpelingen na. Die zijn blijkbaar niet taboe en daar kan Hans wel van alles over vertellen.
Chang is de tijd aan het doden. Hij speelt het spel mee en babbelt met de andere soldaten. Ook bij hem komt het gesprek op de mortaliteit.
“Gaat het altijd in zulke aantallen?” vraagt hij.
“Ja, wij hebben het overleefd. De ontgroening. Nu hebben we onze sporen verdiend.”
“Zijn er nog meer van dat soort verrassingen?”
“Ja, er zijn natuurlijk hogere rangen en elke keer dat je een niveau omhoog gaat in de vallei, krijg je een beproeving. Het is een afvalrace om hogerop te komen. Maar hier beneden is het al een heel comfortabel leven vergeleken met Soul.“
Claude vertelt zijn levensverhaal tegen een aantal mensen in de kroeg. Hij beschrijft hoe ze Chantal hebben teruggebracht naar de boerderij en dat haar moeder ons met de bezem het bed heeft uitgeslagen, omdat de meid weer was weggelopen. En dat hij en Risha naakt door de velden renden en pas aan de rand van het terrein hun kleren aan konden trekken. Daar moet men om lachen.
“Chantal, ja die heeft zich horizontaal omhoog gewerkt. Die arme Karel is dood. Hij kwam terug zonder zijn zwaard dat was een grote schande. En toen heeft een van de hogere heren haar opgexc3xabist. Hij heeft zich doodgevochten voor haar. Ze is meegenomen naar boven. Ze valt blijkbaar in de smaak. De dag na haar promotie kregen we de opdracht om ons te versterken en nog een dag later hebben we de Ushas uit Archet gehaald en ging de zon daar uit. Het gerucht gaat dat het Shintasta kamp tussen Soul en Archet het volgende doelwit is.“
Voordat hij uit de vallei wordt verwijderd, mag Risha nog even met zijn volgelingen praten. Hij zoekt Malice, zijn priester en vertelt voor welke keuze de tulbanden hem hebben gesteld.
“Het kan zijn dat je mijn aanwezigheid de komende tijd niet meer voelt, en misschien zal je er aan gaan twijfelen of ik wel echt ben. Dat is een beproeving. Verteld dit aan mijn vrienden en vraag of ze me buiten de muur kunnen treffen.“
De brave ziel brengt de boodschap over en midden in de nacht glippen de andere solars ongezien over de muur.
“Zoals ik het zie heb je geen opties,” zegt Chang, “want met die jacht maken ze je dood.“
“Ja dat denk ik ook,” zegt Risha, “en misschien hoef ik niet echt bang te zijn voor dat contract. We weten waar het orichalcum wastablet ligt. En daarmee kan je de balans karmische herstellen. Maar ik weet niet of ik dat zelf nog wil als ik eenmaal getekend heb. En ik weet ook niet hoeveel vrije wil ik dan nog heb. Ik kan als engel in ieder geval wel proberen om zo hoog mogelijk te komen.“
Ze kruipen weer over de muur en iedereen gaat slapen.De volgende morgen komen de priesters Risha halen. Op het plein is een tafeltje neergezet en iedereen is gekomen om kijken hoe de enge god zich aan de hixc3xabrarchie van Eenoog onderwerpt. Hij maakt een hele show van het tekenen van het duistere document.
Op het moment dat hij zijn handtekening zet, voelt Risha een zwarte kou via zijn schrijfarm door zijn lichaam stromen. Het verandert zijn perspectief totaal. Nu geldt alleen nog het recht van de sterkste. Hij voelt opeens respect en angst voor zijn superieuren. Een direct bevel van een meerdere moet uitgevoerd worden. Maar er is ook een heel sterke drijfveer om hogerop te komen. Je mag je ten koste van iedereen omhoog werken, zelfs de hoogste baas. Genade heeft geen plek in deze wereld. Hij snapt Claude opeens een stuk beter.