"Een voor een naar boven komen!" Vanaf het schip worden pistolen op de kinderen gericht, dus ze doen maar wat er gezegd wordt. Eenmaal aan dek worden ze door een doodsbange bemanning onder schot gehouden. Alleen Mio en Suzette verstaan wat er gezegd wordt en daar worden ze niet vrolijk van. Een deel van de bemanning denkt dat ze heksen zijn en wil ze meteen doodschieten. Anderen vinden dat ze op Joesoef moeten wachten. Ab doet zijn huilende zigeunerjongentje act in de hoop ze te vermurwen. En dat werkt. Blijkbaar zijn huilende kinderen geruststellend, de meisjes gaan meedoen, maar Mio en Kees houden zich stoer. De huilende kinderen worden in de kajuit opgesloten, en Mio begint te jengelen dat hij bij hun wil blijven. Kees wordt apart in het vooronder gegooid en komt op een stapel touw terecht. Het is daar aardedonker. Met de kris Besertana snijdt hij een gaatje in de wand, waardoor hij naar buiten kan kijken. Hij verstaat niet wat er gezegd wordt, maar hij ziet wel wat er aan boord gebeurt. De andere kinderen zitten in de kajuit en hebben helemaal geen idee. Mio klautert door een patrijspoort naar buiten en daar kan hij horen wat er aan het dek wordt gezegd. De bemanning is nog steeds aan het overleggen wat ze met de kinderen moeten doen. "Het zijn heksen." "Ik blijf er bij dat we ze dood moeten schieten." Omdat hij aan zijn vingertoppen hangt, activeert Mio de krachten van zijn engel zodat hij niet naar beneden valt. Dan hoort hij een stem in zijn hoofd: "Verberg je aura! Ik kom zo!"
Hij herkent de stem. Het is Ot! Dat is goed nieuws en hij klimt snel weer naar binnen om het aan de anderen te vertellen. Hij is net op tijd binnen, want er legt net een bootje aan. Even later komt een reus van een vent de kajuit binnen. Omdat Mio de taal spreekt, geeft hij antwoord op de vragen, maar dat gaat helemaal niet goed en hij gaat huilen. Een vrouw neemt het voor hem op, maar de grote man, die Joesoef blijkt te zijn, is onvermurwbaar. "We wachten op de inquisiteur."
Korte tijd later legt er een nieuw bootje aan met daarin een onheilspellende figuur in een zwarte kapmantel. Mio wordt voor hem geleid. De man kijkt hem met een priemende blik aan. Mio hoeft niet te doen alsof hij bang is. Dat is hij namelijk. "Hij lijkt normaal, maar er is maar xc3xa9xc3xa9n manier om zekerheid te hebben. De waterproef. We moeten hem kielhalen. Als hij niet verdrinkt is het een heks."
Zonder veel plichtplegingen worden zijn enkels aan elkaar gebonden met een heel lang touw. Het andere einde wordt over de ra gegooid. Hij wordt opgehesen en hangt ondersteboven boven het dek vol met bange en boze mensen. Er zijn nog steeds pistolen op hem gericht. De ra wordt gedraaid totdat hij boven het water hangt en mannen laten hem langzaam naar beneden zakken.
Kees ziet het allemaal gebeuren vanuit het vooronder. Die inquisiteur is erg slecht nieuws voor hun. Met de kris maakt hij een opening naar de schimmenwereld en hij loopt door de mistige muur van een verwrongen versie van het schip. Op het dek ziet hij de schimmen van mensen, alleen de aura van Mio licht helder op. Ook de inquisiteur is niet bovennatuurlijk. In de kajuit opent hij weer een poort naar de gewone wereld en hij vertelt snel aan de anderen wat er aan dek gebeurt. Ze moeten proberen te ontsnappen nu het nog kan. Via de schimmenwereld kunnen ze naar een ander schip komen en van daar zo snel mogelijk weer naar huis! Mio zullen ze achter moeten laten.Die had hun verteld dat Ot er aan kwam. Ze hopen maar dat het zo is en dat die niet te laat komt. Via de schimmenwereld lopen de kinderen over het dek. Het lijkt er inderdaad op alsof ze niets meer voor Mio kunnen doen en ze lopen verder naar het buurschip. Maar van over het water zien ze een fel schijnsel aankomen. Een enorme aura die licht geeft als de zon.
Mio ziet iets anders. Een oude man komt aangevaren in een klein bootje. De heksenjager staat op en loopt naar de reling. "Wie is dat!?!"
De man klimt aan boord. En Mio herkent tot zijn grote vreugde dat het Ot is. Ot wijst op de heksenjager en zegt op luide toon: "Geloof hem niet!" Hij maakt een gebaar en de heksenjager verandert in een demon met hoorns en een staart. In paniek schieten de bemanningsleden op het vreselijke creatuur. Ze schieten hem dood, maar in het kruisvuur worden er ook meerdere mensen geraakt. Als het monster neer is, en de gewonden op het dek liggen te kermen, vraagt Joesoef: "En wie bent u?"
"Ik ben de echte heksenjager! En ik was maar net op tijd!" Hij laat Mio weer binnenboord halen en trekt diens t-shirt kapot. "Hier, zie je dit teken? Dit was een van mijn helpers. Maak hem los!"
Ot gaat Joesoef omstandig bedanken voor het helpen ontmaskeren van de valse heksenjager en geeft zo de andere kinderen de tijd om weer terug te gaan naar de kajuit en het vooronder. Als Ot klaar is, worden de andere kinderen ook vrijgelaten. Ze krijgen ieder een kapmantel, zodat de mensen niet zien dat ze geen hoofdbandjes dragen, en gaan aan boord van Ots bootje. "Alle kinderen van deze wereld dragen die hoofdbandjes om te voorkomen dat ze bezeten worden," legt Ot onderweg uit, "de mensen hier leven in een vortdurende angst voor demonische bezetenheid en daarom leven kinderen hier in een soort gevangenschap."
Na drie kwartier varen door een wirwar van kreekjes komen ze aan bij de aak van Ot. AAn boord geeft hij hun wat te drinken. Voor zichzelf schenkt hij een glaasje jenever in. Mio vraagt of hij er ook eentje mag, en het smaakt hem buitengewoon goed. Hij voelt zich beter dan ooit. "Ja, dat is wat drugs en seks doen met een engel." zegt Isabel.
"En wie ben jij eigenlijk?" Ot laat Isa vertellen wie en wat ze is.
"En jij, ben je echt Lucifer?"
"Als ik dat was, wat wil je dan?"
"Afmaken waar je aan begonnen was."
"Je weet niet waar je het over hebt."
Hij legt uit. Ja, hij is Lucifer. En nee, hij is niet te vertrouwen. En ja, hij heeft demonen in deze kinderen laten stoppen om te doen wat we moesten doen, en dat hebben we gedaan. We hebben Celestine’s plan verijdeld en Elise in veiligheid gebracht en er voor gezorgd dat Asmodeus niet heeft kunnen doen wat hij van plan was. -Huh?- Nou, Celestine is voor zichzelf begonnen, zij werkt niet langer voor het Vaticaan. Elise was een wapen. Een instrument van god om de hele mensheid mee uit te roeien. Asmodeus wil de hemel bestormen en hij wilde Elise hebben want zij weet waar de echte poorten van de hemel zijn. Lucifer zelf is de morgenster, hij zet dingen in beweging en brengt mensen op ideeen. Zijn macht is weten, maar hij kan zelf niet zo veel.
Bilifor denkt na en komt met: "Daar begon het mee, toen jij zei ‘Non serviam’."
"Precies! En Belial heeft dat het slechtste begrepen van iedereen. Hij dacht dat ik bedoelde dat je Meester moet zijn."
Deze waterwereld is de wereld waar de zondvloed heeft plaatsgevonden. Een eerdere poging van god om de mensheid uit te roeien. M
aar de mensen zijn gewoon op bootjes gaan wonen. Kinderen zijn potentieel heksen en daarom worden alle kinderen in gevangenschap opgevoed en ze krijgen hoofdbanden om bezetenheid door demonen te voorkomen. "Ik heb geen doel meer voor jullie en jullie zijn helemaal vrij om te doen wat je wilt."
Bilifor zegt: "Nu ga ik even weg, want er is iets wat Mio tegen je wil zeggen."
"Je had beloofd dat er niks ergs zou gebeuren!"Mio haalt uit en slaat Lucifer met zijn vuistje. Het was niet hard, want Mio is maar een jochie van acht. Ot wrijft over zijn kaak en zegt "Dat was dan namens de hele mensheid. Maar geloof me, het was de enige manier om jullie in leven te houden." gaat verder met zijn uitleg: Ene Siddharta heeft de uitweg gevonden.
Maar alleen mensen volgen de weg die hij gewezen heeft. Charon heeft het dodenrijk gemaakt, maar het Dodenrijk zit op slot en Charon is verdwenen. Dus gestorven mensen kunnen nergens heen. En op de vraag van Suzette of ze iets van hem mag leren, antwoordt Ot dat hij wel kennis kan omruilen. Isa heeft daar geen zin in, maar de anderen gaan er wel op in. En Mio vraagt of hij zo’n hoofdbandje kan krijgen. Ot geeft hem een zilveren ketting met een gouden medaillon bezet met edelstenen, en waarschuwt hem om het ding niet om te doen.
Dan gaan ze slapen en ze worden de volgende ochtend wakker in de boot van Kees, in het Van der Werffpark in Leiden.
@ Inez > ’t Is af.