Lang, lang geleden zat Septimus Severus op een bankje in zijn tuin. Hij keek uit over de wijngaarden op de helling van de Vesuvius en bedacht hoe goed hij het had. Septimus was volgens alle maatstaven een oude, wijze man. Hij was al 76 jaren op de wereld en hij hoopte er nog vele mee te maken. Hij was tevens, en dat is nog veel zeldzamer, een gelukkig man. Hij was ondanks zijn leeftijd nog steeds goed gezond en zijn hele lieve vrouw leefde nog, hoewel zij intussen behoorlijk vergeetachtig begon te worden. Zij hadden samen vele kinderen en nog veel meer kleinkinderen, een groot aantal slaven en de beste wijngaard van de romeinse wereld. Hij was welgesteld, maar niet zo rijk dat hij zich met de landspolitiek moest bemoeien, ja, Septimus was een tevreden man.
En toen brak de vulkaan uit.
Septimus kwam natuurlijk om in deze conflagratie. Zijn lijk is bijna tweeduizend jaren later gevonden in een schuilkelder. Zijn jongste kleinkind probeert haar gezichtje in opa’s baard te beschermen tegen de hitte en de giftige dampen. Een gipsen afgietsel van de holte die zij samen achterlieten in de vulkaanas is op dit moment nog te zien in Pompei.
Septimus was in een verschrikkelijke klap alles kwijt: zijn vrouw, zijn welstand, zijn dynastie … zijn leven. Septimus was een spook, een boze geest. Alles wat er restte van de dingen waar hij trots op was waren: een enkele druivenstok die als door een wonder alles overleefd had; zijn oudste kleinzoon die legionair was; en de zegelring die hij zijn kleinzoon had geschonken. Deze drie dingen waren de foci waaromheen het spook van Septimus zijn bestaan weefde. In de gedaande van een verbrand skelet toonde hij zich soms in dromen aan zijn nakomeling. Boosaardig was hij niet, maar wel heel bezitterig. En hij stuurde de lotsbestemming van zijn drie foci zeer subtiel. De druif was de zinfandel, die later in Gallie groot werd en vlak voor de grote druivenziekte naar de Amerika’s verhuisde. De zegelring heeft alle eeuwen overleefd en ligt nu in een museum, de inscriptie in de rode steen afgesleten tot een onherkenbaar vage uitholling. En zijn nageslacht heeft alle eeuwen overleefd. Maar dit is niet hun verhaal. Zij komen er wel in voor, maar dit is het verhaal van de gevolgen van de dood van Septimus Severus. Van het spook, de tovenaar en die demon die gewekt werden door het lijden van de geest van een wijze oude man.