Tanais 118 – 13-04-2017
We hebben een aantal dagen rust. Risha regelt staatszaken. Claude vraagt over de rolverdeling in het koninkrijk. Hij wil opperbrahmaan worden, maar dat lijkt de anderen niet zo’n goed idee. Gwan bestudeert een aantal van de brahmanen om ze later met [Correspondence] te kunnen contacteren. Chang inspecteert het leger. Claude gaat kruisbogen monteren op de op zich al prima strijdwagens.
En dan vertrekken we, 7 dagen voor de vergadering, naar Mount Paradise. Die ligt ver ten zuiden van Qart in de jungle. Het is een enorme berg waar de mensheid voor het eerst op Tanais is aangekomen. Nu wonen hier de Exalts. Wij zijn niet officieel uitgenodigd, dus we willen onopgemerkt aankomen. Eén quantum naar Buiten (de magische richting, de andere kant op dan richting Aarde) is het ongeformatteerde niks. We nemen het niks waar als mist, maar dat is een illusie. Een soort Wyld-excitatie omdat wij passeren. Je kunt de mist veranderen in een realiteit, als hij zich dit realiseert krijgt Claude fantasieën over een heel rijk. Als je hier nog verder naar Buiten gaat kom je in de Wyrd en nog verder naar buiten wordt het de echte Wyld. De Godenwereld is ook richting Buiten. Het zijn verschillende “excitatie”-toestanden van Tanaïs. (Het rijk van de Marlboro Man lag overigens níet aan de magische kant van Tanaïs.)
We kunnen van hier wel naar Tanaïs kijken. Daar zien we een berg zo groot als een koninkrijk. We naderen via de zuidkant. Beneden wonen de oude rassen in dampende oerwouden, maar hogerop de berg heerst een Californisch klimaat. Daar zien we brede valleien met alpenweides en gematigde bossen waar menselijke nederzettingen zijn. We parkeren de colorcopter een quantumafstand “naast” Tanais. De zwaartekracht hier is afkomstig van Tanais – de ‘common reality’ – maar is ietsje zwakker door de afstand. Van hier stappen we in de Common Reality, een uurtje lopen van de dichtstbijzijnde bewoonde plek. Onderweg komen we een houthakker tegen.
“Goedenmiddag.” “Welkom. Ons kamp is die kant op. De zaken van de Hoge Heren zijn nog niet begonnen.” Hij is niet zo geïnteresseerd in wat wij Hoge Heren zoal uitspoken. We gaan verder en komen aan bij een dorp in Meluhhaanse stijl, met straten met kinderhoofdjes, stenen koepelhuizen en een Kruch, een burcht, in het midden. Het is hier bedrijvig. We merken al snel dat er drie duidelijk onderscheiden kasten zijn: werklieden, hofhouding en de bewoners van de kruch. Er wappert een vlag: een paarse draak op een blauwe zon met een groene achtergrond. Wij worden herkend als Exalts en de poortwachters ontvangen ons met égards. Een oudere, wijs uitziende man in bescheiden kleding komt ons tegemoet. “Welkom, ik ben Zarza van Meluhha. Wat is uw banier?”
“Risha van Shintas en Soul en dit zijn Gwan, Claude en Chang. We zijn hier nieuw.”
“En wat is uw banier?”
Claude zegt: “Wij staan aan het hoofd.”
“Hmm, rogue dus.” (Waar hebben ze deze dwazen vandaan gevist, denkt hij.)
Risha zegt: “U kunt Phantom Marshley, Der Alte en Red er op aanspreken dat wij zo weinig weten.”
De oude man wijst naar de vlag. “Deze vlag is één van de 32 banieren.” Claude reageert met een heel betoog dat wij geen vlaggen nodig hebben. Zarza trekt zich verveeld terug.
Risha gaat er achteraan om excuses aan te bieden. Na enige twijfel besluit Zarza om toch maar iets te vertellen. “Als Rogue zal het heel moeilijk worden om spreektijd te krijgen. Eerst gaan we eer bewijzen aan de standbeelden van Imhotep en de twee kinderen, de eerste mensen. En dit keer zullen er ook sorcerors en alchemisten bij zijn. Heel ongebruikelijk. Het zal voor jullie als ‘nieuwe loten’ een kwestie zijn van zien en gezien worden. Als je stijlvol wilt zijn, neem je een vallei en fort met een hofhouding. Ik ben wel benieuwd naar jullie inbreng.”
Risha vraagt of Imhotep ook wordt verwacht.
“Hij zou er natuurlijk bij moeten zijn. Maar hij is verdwenen. Men maakt zich zorgen.” “Ik zal het hem zeggen.” “Wat?!?” “Uh … niks …”
De volgende dag zoeken we een lege vallei. Risha tovert er met [Raising the Earth’s Bones] een Shintasta fort in en Gwan maakt een portaal naar het paleis. Hij haalt de kamermeisjes over om te komen.
Chang en Claude nemen de colorcopter en gaan op zoek naar Imhotep. Op Aarde is een paar jaar verstreken. Met [Corespondence] weet Claude hem snel te vinden. Imhotep zit in de bibliotheek van de San “ Risha’s Reizen” te lezen.
“ik heb het hier wel naar mijn zin!” zegt hij. “Ik vind deze carrière heerlijk. Ik stond zó lang aan het hoofd! Het is geweldig hier. Prachtig om te zien hoe ze het verkloot hebben en het toch weer helemaal goed gekomen is.” Maar na enig aandringen besluit hij wel mee te komen. Als ze op Mount Paradise in het kasteel aangekomen zijn vraagt Risha of we onder Imhotep’s vaandel mogen opkomen. Dat geeft status. Imhotep antwoordt: “De witte vlag is niet voor jullie. Ik kan jullie wèl spreekrecht geven, als je wat zinnigs te zeggen hebt. Maar ik kan er niet voor zorgen dat er naar jullie geluisterd wordt. Ik heb gelezen over Risha en zijn groene paard, zijn nachtmerries, de eenhoorn en de pegasussen waar jullie op rjjden. Er is nóg een profetie: Vier lieden op paarden die alles stuk maken wat ze tegenkomen. Ik geloof die profetie niet. Maar anderen wel. Zij weten niets van parallelle werelden, Igrot, etcetera. Ze zullen jullie gedachten lezen, maar niet begrijpen. Maar het maakt je verhaal wèl waarschijnlijker.”
“Misschien is het verstandiger als ik in het publiek blijf en niet uitgelezen wordt,” oppert Claude. Dat denken wij ook.
Imhotep waarschuwt nog: “Jullie weten dat jullie magie niet werkt?”
“De Aarde magie misschien wel,” hoopt Chang.
Er wordt bezoek aangekondigd. “Goedemorgen buren, ik kom even kijken. Aangenaam, Xarantas! Bij welk banier zijn jullie?” “Rogue.” “Ik kom jullie steun vragen! Zeeronlangs is er een nieuwe, krachtige profetie bijgekomen. Luister: ‘Een ras van Dragonblooded zal de wereld van de ondergang behoeden.’ Dat gaat over de herbronning in Waldheim en de githyanky die steeds talrijker worden. Dat zijn reptielachtige mensen: Dragonblooded! Exalts in zienerstaat hebben gezien dat deze Dragonblooded de exalts mee zullen nemen naar de andere kant, naar een nieuwe wereld. We hebben een politiemacht nodig om de gaten in de werkelijkheid te bewaken. Dat zullen die Dragonblooded ook doen.”
We beloven om er over na te denken.
“Hoe zit dat nou met die banieren?” vraagt Risha aan Imhotep. “Er zijn 32 banieren, met meerdere kabals onder één banier, en dan zijn er nog thuislanden. Ja, natuurlijk kun je een 33e banier maken. Al die banieren zijn ooit ontstaan. Als jullie iets hebben waar jullie onafhankelijk van elkaar naar toe gegroeid bent, iets wat jullie uniek definieert, dan kan dat. Ze zijn allemaal ooit ontstaan en geëvolueerd.” Eerst denken we aan de vier magische paarden. “Dat komt wel heel dicht bij de apocalyptische voorspellingen.” zegt Imhotep. “Wat uniek voor ons is, en wat we allemaal hebben meegemaakt is de Witte Stad. En daar zijn we gekomen door het Witte Hert te eten.” We worden het eens op een Wit Hert op een regenboog.
Risha stelt voor om een Gate te maken naar het Shao-Lin klooster en de monniken op te halen die zich jarenlang hebben voorbereid op deze bijeenkomst. Dat zal ons wellicht een beetje uitstraling geven. Hij begint zijn praatje voor te bereiden. Wat moet er in? We hebben de wereld vernietigd. Maar dat was 100.000 jaar geleden. Dat was geen voorspelling maar een terugblik. We moeten de exalts warm maken voor het aanmeren en voor de eindstrijd. We kunnen een beeld presenteren van de githyanki als zaadcelletjes die elkaar vernietigen om de bevruchter te worden. Dat is geen brave politiemacht die de wereld beschermt. Maar, we kunnen inderdaad meeliften op het zaad naar een nieuwe wereld … die dan ook besmet is.