8-vi-R1
Even terug naar het moment voordat we vorige sessie eindigden. ‘s morgens vroeg zit Claude ergens te ontbijten. Chang en Adrarn zijn al op het exercitieplein aan het oefenen. Als Risha zijn kamer uitkomt, wordt hem door de paleiswacht gemeld dat de brahmanen weg zijn. Hij heeft meteen een verdenking en roept zijn vrienden bijeen.
“Claude, wat heb je gedaan?”
Die vertelt feitelijk en zonder omhaal wat er gisteren is gebeurd. Risha luistert met groeiende verbazing naar het relaas. Claude eindigt met: “en als ze jou vertrouwden, dan waren ze wel naar je toe gekomen in plaats van weg te gaan.”
Risha realiseert zich dat dit op zich wel waar is. Maar dan nog. “Ik had je toestemming gegeven om te infiltreren, niet om je voor te doen als minister van financiën en zomaar mensen in de nor te gooien! Nou heb ik geen regering meer. En als ik met hangende pootjes naar ze toe moet, is het koningschap zijn respect kwijt en zijn ze machtiger dan ooit.”
Claude denkt nog steeds dat hij er goed aan gedaan heeft en wijst er op dat de brahmanen Eenoog in het pantheon op wilden nemen. De ruzie loopt hoog op en uiteindelijk roept Risha “Hou je mond, ik wil je niet meer zien. Wachter! Wijs deze meneer de deur.”
Als hij het paleis uitgegooid wordt, ziet Claude dat er al mensen met vlaggetjes langs de kant van de weg staan, klaar voor de optocht. Hij zadelt zijn paard en trekt naar de Midgewater Marshes.
Adrarn gaat ook naar buiten terwijl Chang en Risha de brahmanenverblijven doorzoeken om er achter te komen wat er gebeurd is. Vijf meter van de voordeur ligt een brief aan Risha. Daarin bieden ze excuses aan voor het plotselinge vertrek. Ze wensen de koning succes en verklaren bereid te zijn om terug te keren als Claude verbannen wordt. Het magische poeder ligt in de koeling. Zij zijn naar een oud klooster.
“The show must go on.” Chang ontbiedt de stadsomroeper en laat doorgeven dat het programma is omgegooid. Risha haalt de soldaten, de stalknechten en het keukenpersoneel over om de priesterlijke gewaden en maskers aan te trekken. En dan gaat het gezelschap in processie door de straten. Risha loopt voorop. Hij doet zijn best en de mensen zijn onder de indruk van zijn performance. Chang heeft paarden geregeld voor ons als rij- en lastdieren. Buiten de stad trekken we de gewaden uit en sturen we het personeel terug onder belofte van geheimhouding. Ze krijgen extra rantsoenen mee voor hun familie. De kleding nemen we mee.
Na een halve dag gaat de weg omhoog. Er zijn geen spinnen meer. We laten de paarden en de soldaten achter bij de poort van Bronwë en gaan verder naar het kasteel. De heilige eik staat er veel gezonder bij dan eerst. We hebben zes vaten poeder bij ons en beginnen op de brug naar het kasteel. Als we het poeder aanraken, brandt het. We verstrooien het daarom met behulp van potscherven. Bij de deur zien we groene pestgeesten die op ons wachten. Het poeder valt door ze heen op de grond, waar het een beetje sist. Als Adrarn er water over gooit begint het hevig te bruisen en er komen giftige dampen van af, dus dat lijkt geen goed idee te zijn. Er zijn veel van die geesten die uit de ramen kijken wat we gaan doen. Adrarn blijft hier achter, Chang en Risha gaan het kasteel in. Zonder soulsteel vinger vallen de geesten direct aan. Maar de twee solars raken niet besmet, omdat ze solars zijn verweert hun imuunsysteem zich kranig. De geesten worden licht gemuteerd door onze invloed. Onder het gooien van héél véél saving throws (die langzaam makkelijker worden) gaan we omhoog. De geesten vallen gewoon door hun heen. Terug gaan ze via de kelders, dat is het snelste. Door de geheime deur komen ze bij de beek en van daar in het magische bos.
De spelleider en speler gaan even de gang op om uit te spelen wat Claude zoal meemaakt. Claude is bij de rand van het moeras. Hij legt booby traps en zoekt een dikke tak op om op te slapen. De volgende dag rijdt hij verder langs de moerassen. Hij blijft in Soul en reist langs de grens met Eventyr. Hij vermomt zich als soldaat en trekt ten Zuiden van Soul stad verder naar de vervuilde kust. Onderweg merkt hij niet eens dat de brahmanen van veraf proberen zijn gedachten te bexefnvloeden om hem van zijn afkeer jegens hun kaste af te helpen.
Wij slaan kamp op in het poortgebouw en maken een wachtschema. Plotseling realiseert Risha zich dat we de toverspreuken niet wisten, die tijdens het poederen moetsen worden gereciteerd.
Adrarn ziet onderaan de heuvel een kampvuur. Hij waarschuwt Chang, die gaat verkennen. Chang treft een verlaten tentje met het wapen van het paleis, en er staat een pot lekker ruikende soep op.
“Hee Chang,” hoort hij. Drie meisjes komen uit het bos. “Komen jullie er bij zitten?”
Ze vragen hoe het is gegaan en reageren stomverbaasd als ze horen dat de brahmanen pleite zijn. “Claude was weer eens bezig…”
“Ah. Die enge creep weer. Ben je hier in je eentje?”
“Héé, ik ben er ook hoor,” roept Adrarn.
Claude vertelt dat het de uit de hand gelopen is tussen Risha en Claude. Na enig nadenken zien ze in dat een ongeziene Claude nog gevaarlijker is. Chang zegt dat hij geen idee heeft waar de brahmanen heen zijn.
Die nacht gaat Adrarn om een uur of vier weer bij Florence en Co langs. Ze horen hem uit over wat er nou precies gebeurd is. Sandra en Florence zijn blij dat Claude weg is, Adrarn niet. Ze vertellen hem dat ze hier zijn om de magische paarden op peil te houden. Als hij daar om vraagt, willen ze graag een ritueel voor hem doen zodat paarden niet meer bang voor hem zijn.
9-vi-R1
’s Morgens wordt Chang wakker van een gesmoorde kreet. Als hij opstaat ziet hij dat de slaapzak van Adrarn leeg is, maar hij heeft wel een vermoeden waar de jongen uithangt. Erger is dat de wacht er niet is. Hij maakt een andere soldaat wakker en gaat verkennen. “Als ik in 10 minuten niet terug ben wek dan de koning.”
Hij vindt slijmsporen op het gras. “Carrion creeper! Haal Risha!” Die pakt zijn zwaarden en rent achter Chang aan naar het Ushas heiligdom. We zijn nog net op tijd voordat het monster de geparalyseerde wachter het vrouwenverblijf in kan slepen. Het beest vlucht na een rake klap van Chang, met achterlating van de soldaat. Chang stabiliseert de man. Met Wound Mending Care herstelt die snel. De andere soldaten zijn diep onder de indruk van Hun generaal die met handoplegging vreselijke wonden kan genezen.
Dan breken we het kamp op en gaan naar Arjan’s Abode. Onderweg hebben we het over Claude. “Wat doen we met hem? En wat denken jullie dat hij nu aan het doen is?” Risha stelt voor om de lunar mates te zoeken en in te schakelen. Chang denkt dat Claude naar de solar stad is. Adrarn verwacht dat hij de keuken catamaran zal nemen. Claude kan het beste zeilen.
In Aryan’s Abode vinden we allemaal een afscheidsbrief van Claude. In die van Risha staat:
‘Beste Risha,
Ik geef toe ik heb een fout gemaakt
Maar jij hebt veel te veel vertrouwen
in de br**m*nen. Daarbij vertrouwen
ze jou ook niet: jij een god? Voor hun
ondenkbaar. Niet voor niets zetten ze jouw
tempel buiten bronwee. Enfin Genoeg
hierover. Ik ben teleurgesteld in jou
onverbiddelijke houding. Iedereen maakt fouten.
Het echte probleem is éénoog.
En aan br**m*nen heb je niet genoeg.
Daar zijin solars voor nodig. Ook
night castes.
Ooit staan we weer aan dezelfde kant
Op het slagveld tegen éénoog.
’t Ga je goed. Claude.’
Risha is geroerd. Veel van wat Claude zegt is, nu hij er zonder woede over kan denken, wel waar. Maar hij ziet ook dat de bizarre haat jegens brahmanen Claude in de weg zit. Daar moet wat aan gedaan worden. Toch realiseert Risha zich dat hij zelf ook veel zwakke plekken heeft.
Chantal was er al eerder dan wij en zij begroet ons. We hebben een gesprekje met haar over de macht van de brahmanen en zij is het met Chang eens dat de priesters er gewoon aan zullen moeten wennen dat er weer een koning boven ze staat.
Dank voor het plaatsen 😉
Niks te danken. Sorry dat het zo kort dag was. Het weblog was een aantal dagen off-line in verband met werkzaamheden bij de beheerder van de site.
Zijn we allebei tegelijik bezig met Exalted 😉
De in-game data moeten aangepast. Het vorige verslag eindigt op de ochtend van de 8e. Dit verslag begint op 5-v1-R1 …
tot vanavond
Ik pas het even aan