Tanais – 2

We worden wakker van een groot alarm. Bandieten vallen het stadje aan en we helpen mee aan de verdediging. Maar ze zijn met teveel en we worden al snel uitgeschakeld. Als we weer bijkomen liggen we nog bij de stadsmuur en een kleine menigte staat ons aan te gapen. Risha en Chang zijn het eerste bij kennis, tot hun verbazing geven ze zonnig licht. De mensen om ons heen lijken vriendelijk, maar ze zijn ook bang. De stemming zou zomaar om kunnen slaan.
Wat is er gebeurd?” vraagt Risha.
De zon is niet opgekomen en jullie geven licht.
Gwan is inmiddels ook bij. Hij weet zich een legende te herinneren. Als de godin Ushas (de dageraad) dood gaat, dan kan de zon niet meer opkomen. Er wordt gemompeld in het publiek: “Zouden zij de zon hebben ingeslikt?
Gwan geeft helder licht, als de middagzon. Het licht van Risha en Chang is zachter en veelkleurig als de zonsopgang. Het licht van Claude is in vergelijking duister, als een heldere sterrennacht. We kunnen niet voorbij ons eigen schijnsel zien.

Iemand weet te vertellen wat er is gebeurd: Eenoog-bandieten hebben het beeld van Ushas gestolen en het vuur van Shachi (de heilige boom) gedoofd en toen zijn ze weer weggegaan. We gaan maar eens in de tempel kijken. De mensen volgen ons op respectvolle afstand.Onderweg zien we de doden en gewonden van het gevecht. De tempel heeft een hoofdkapel gewijd aan Sheila, de moedergodin en een zijkapel voor Ushas. De moeder overste komt naar buiten en spreekt Gwan aan met een soort eerbied in haar stem: “Ik had het van jou niet verwacht, maar de wegen van Sheila zijn ondoorgrondelijk. Sheila’s beeld hebben we kunnen verdedigen, maar dat van Ushas is weggeroofd.
Risha vraagt of zij weet wat er met ons aan de hand is. Ze vertelt van een mythe die zegt dat als de zon weg is er mensen licht zullen gaan geven. Die zijn er dan om de wereld te redden. “Het is aan jullie, edele helden. Maar ik adviseer wel om eerst met de Revolutionaire Raad te gaan praten.

We lopen weer terug naar het stadje. Gwan gaat nog even bij de smidse langs om zich de maat te laten nemen. Nu hij tot held is uitgeroepen, voelt hij de behoefte aan een wapenrusting. Maar de stadswacht gunt hem dit moment van rust niet. De bekende tik op de schouder: “Meekomen!
In de raadszaal zitten Kell en Will (kloppen deze namen?) achter de tafel.
Bandieten, dat kunnen we nog wel aan. Maar heiligdommen vernietigen… Dat is gedaan door mensen die wisten waar ze mee bezig waren. Zolang het vuur niet brandt zijn alle magische handelingen onmogelijk. Zij hebben het viuur gedoofd om te zorgen dat wij niet terug kunnen slaan. We moeten het opnieuw ontsteken aan de bron. En daarna moet het beeld terug. De Orde van de Achtvoudige Ster wordt op dit moment gehaald. Die zijn er dus over een paar dagen … Kunnen jullie intussen het heilige vuur halen? Het vuur van Archet is ontstoken vanuit de ruines van Bronwe. Maar die zijn tegenwoordig niet meer veilig. Na de Soulfield Revolution zijn een paar lieden als nieuwe goden in het voormalige Shinkashta paleis gaan wonen. Dat vonden de goden niet goed en die hebben ons toen gestraft door de pest op ons af te sturen. Niemand in het paleis heeft het overleefd.

Wij? helden? dan moeten we natuurlijk wel helpen. We krijgen paarden mee. Voor we vertrekken komt Claude er achter hoe hij zijn licht uit kan doen. “Concentreren op je Chi.” Maar als Chang dat ook probeert komt hij er achter dat deze methode bij hem in ieder geval niet werkt. Claude vindt Gwan’s idee van harnas wel handig. Hij haalt een oude malienkolder uit zijn rugzak tevoorschijn en trekt hem aan. Op de een of andere manier lijkt het ding lekkerder te zitten dan vroeger. Risha heeft al een harnas aan, een plaatharnas van gele jade. Hij vertelt dat hij zich er in had verstopt toen het moorden begon, en dat hij door een geheime gang weggeglipt was toen de soldaten even in een ander deel van het paleis naar hem op zoek waren. Chang vindt zo’n harnas niet nodig, hij vertrouwt op zijn martial arts.

Aan het einde van de dag komen we aan bij een vrij grote heuvel met drie toppen. Aan de voet ligt een magisch bos met een meertje. Dwars op de weg lopen hoefsporen, zowel van wilde paarden als van beslagen dieren. Er zijn een stuk of 5 a 6 paarden met hoefijzers. Het zijn Shinkasta nomaden, die hebben nog steeds het recht om met hun kuddes vrij rond te reizen. De mensen van Soul zijn landbouwers die wonen in boerderijen en dorpen. Er is een ongemakkelijke vrede tussen de twee groepen. We besluiten om ze links te laten liggen en gaan door naar de heuvel. Er is een pad dat met haarspeldbochten omhoog loopt. Boven ons zien we muren met kantelen. Halverwege is het pad geblokkeerd door enorme spinnewebben.Social_Sp_lrg Er liggen skeletten van mensen met dure kleren en gouden sieraden. Risha stelt voor om een pad door de webben heen te hakken, maar als we de manshoge spinnen zien gaan we toch maar terug. Dan rijden we buitenom de grofweg L-vormige heuvel. Het bos en het meer liggen in de binnenhoek. Als we een relatief makkelijke route omhoog vinden stallen we de paarden achter een bosje. We klimmen omhoog totdat de paarden plotseling beginnen te hinniken. Een enorme springspin probeert er eentje te steken. We sprinten omlaag en Risha wordt door een spleet in zijn antieke harnas heen gestoken, maar weet aan het vergif weerstand te bieden. Chang verwondt het monster en als het op de vlucht wil slaan, weet hij het te verslaan. Hier stoppen was dus ook niet zo’n goed idee.

In de hoek van de L is de smalste en hoogste heuvel. Bovenop staat een kasteel dat met bruggen verbonden is met de twee lagere brede heuvels. We leiden de paarden omhoog tot onder een van de bruggen. Voor ons ligt het bos en we zien onder ons een waterstroom uit de heuvel komen en via een watervalletje het meer vullen. We vinden sporen van wilde paarden. Een ervan eindigt met een afzetten richting de afgrond. Gwan herinnert zich een verhaal over drie mystieke paarden die in tijden van nood tevorschijn komen: de witte eenhoorn, de rode pegasus en de zwarte nachtmerrie. Dit lijkt wel het spoor van de pegasus. Het is niet heel oud. Claude verkent de bovenkant, Risha de onderkant. Boven is geen goede doorgang naar de heuveltoppen, en we ontdekken dat het water van de warterval uit een tunneltje komt. Hij kruipt er in en na een meter of drie komt hij bij een pad dat verder de berg in loopt. Grotto-playboy-mansion-sweet-dip--large-msg-11686355153 Hij gaat terug en haalt de anderen. Er zijn hier geen spinnen, dus de paarden zijn veilig, hopen we.

In de grot lopen we langs het pad, dat al snel betegeld wordt. Er zijn plekken herkenbaar waar mensen kruiken hebben gevuld. Dit is de geheime watervoorraad van het kasteel. Op het pad ligt een laag grotslijm die aangeeft dat hier al heel lang niemand meer is geweest. In een nis op een meter of 2 boven het pad vinden we een 30 cm lange grijs-blauw metalen skeletvinger. Risha steekt hem bij zich.

Dan vinden een trap omhoog die eindigt bij een luik. Het zit vanaf de andere kant op de grendel, maar Claude krijgt het met enig gepriegel toch open. Hier komen we uit in een kelder met allemaal vaten bedorven wijn. Verderop zijn voorraadkelders met vaatwerk en bestek. Er is een slagerij en er zijn kasten met specerijen. De trap omhoog komt uit in de keuken. Veel van de inventaris is op de grond gevallen. We vinden hier het deftiger serviesgoed. Claude en Gwan beginnen een verzameling keukenmessen, Risha steekt het tafelzilver in zijn ransel. Gwan herkent het zilver en het porselein, het is van uitstekende kwaliteit en komt van de handelaren uit Melek Qart. Naast de keuken vinden we de banketzaal met muffe wandtapijten. Dit is een heel naargeestige plek, vol met skeletten in statige kleding. Als we de tapijten willen bekijken, komen er langzaam transparante, Halloween_ghosts_81 groen-licht gevende gestalten uit de vloer en uit de muren. Ze aanvallen heeft geen zin. Niet alleen slaan wapens er dwars doorheen, maar ook als Chang ze met zijn blote handen te lijf gaat doet dat niets. Ze proberen op onze schouders te gaan zitten. Snel rennen we de zaal uit en we komen in de centrale gang van het paleis. De spoken lijken ons niet te volgen. We vinden hier allerlei ontvangstkamers en administratieve ruimtes. En een trap omhoog. Op de volgende verdieping is een piepkleine bibliotheek met nog maar een paar leesbare boeken. Eentje is een enorme foliant in het Melek Qart schrift. De andere is een kasboek van de dagelijkse in- en uitgaven van het hof. Risha steekt nog een schrijfplankje van orichalcum en was bij zich. Op deze etage vinden we ook rottende hemelbedden, badkamers en een uitgang die uitkijkt over het meer. Buiten is een rondgang langs de kantelen met aan twee kanten een brug naar de andere twee heuveltoppen.

Op de etage hierboven vinden we de koninklijke slaapkamer met twee skeletten in het hemelbed, die zo te zien in vreselijke stuiptrekkingen zijn gestorven. Aan de bouw te zien waren het Soul-bewoners. Ook hier komen groene imps uit de lijken. Snel werpt Chan de deur dicht. Hij had nog net een jaden bol gezien aan het voeteneind.We gaan verder omhoog en komen bovenop de donjon. Het uitzicht is prachtig. Op de beide lagere heuveltoppen zien we de dorpen waar de priesters-dienaren woonden. Op het zuidelijke plateau zien we een verdorde boom die op de Oaken-tempel van Archet lijkt. Op de weg naar beneden graait Risha zijn moed bijeen en hij stapt met bravoure de slaapkamer binnen. Hij vertrouwt op het zonlicht dat hij nog steeds uitstraalt. Dan heft hij zijn hand en kijkt streng naar de spooksels. Hij voelt de botten in zijn hand trekken. De imps deinzen achteruit. Hij loopt de kamer binnen en pakt de jaden bol. Ze leggen hem geen strobreed in de weg. p de weg terug bekijkt hij hem. De bol is van groene jade, aan de ene kant is een blote man afgebeeld, aan de andere een blote vrouw. De stijl doet denken aan Dao. “Dat is iets van jullie,” zegt hij tegen Chang en Claude.

Vervolgens gaan we naar de Zuidbrug. Halverwege staat een ijzeren traliewerk dwars over de weg, met aan weerszijden een wachthuisje. Vorbij de brug ligt het vol met skeletten. Vooral bij de toegang tot het paleis. Gwan vindt de wachter in een van die hokjes. Die heeft een mooi zwaard aan zijn zijde en een bos met alle sleutels van dit kasteel. Maar hij is dood en er komt zo’n groen pestspooksel uit. Hij probeert hetzelfde als Risha. Maar de geest is er niet van onder de indruk. Hij gaat op Gwan’s schouders zitten en zinkt langzaam in hem. Risha slaakt een kreet: “Blijf van mijn vrienden af, vies beest!”
Hij duwt het spook met beide handen van Gwan af. Gwan bedankt hem voorzichtig. Hij lijkt iets meer respect voor het prinsje te hebben gekregen. Risha wordt daar erg verlegen van en maakt er een grap over terwijl hij het zwaard omgespt. Het is een soort machete van maanzilver.

We kijken wat beter. De skeletten voorbij de poort zijn misschien aan de pest overleden, maar ze lijken ook door een of ander zuur te zijn aangetast.

Dit bericht is geplaatst in Exalted.

3 reacties op “Tanais – 2

  1. Chang schreef:

    Chang is degene die via de methode van het concentreren op de chi ook probeert zijn licht uit te krijgen en ontdekt dat dat bij hem in ieder geval niet werkt. Verder wordt de spin die de paarden bedreigt niet verjaagd, maar door Chang gedood als de spin probeert te ontkomen na eerder opgelopen schade van Chang en in ieder geval ook Risha. Bij de plague-spirits slaat Chang zijn zwaard dwars door een geest, maar doet hem geen schade (net als de rest). Zucht, had ik toen maar al de charm glorious solar blade 😉

  2. Risha schreef:

    @ Chang > Bedankt voor de aanvulling! Ik zal het er in verwerken.

  3. Mage Babe - de Storyteller schreef:

    Het Schachi vuur is xc3xa9xc3xa9n van de vuren naast de eik van Oaken. Schachi is de echtgenote van Oaken.
    De namen zijn Cal Sprigley en Will Wheatley.

    Fantastisch zo’n avontuurblog 😉

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s