Mio maakt een rugzakje van het levend metaal en daarin worden alle dingen gedaan die de kinderen niet willen leten verbranden. Dan nemen ze afscheid van Utnapishtim gaan de kinderen de poort door. De andere kant is als het inferno. Ze komen aan, hoog in de brandende bergen. Een klassiek beeld van de hel. Het is daar zeker 2000 graden. Vanaf de poort loopt een paadje naar beneden. Het pad loop langs een beekje van vloeibaar zilver. Zonder de bescherming die ze van de onsterfelijke hebben gekregen, zouden Ab en Mio binnen seconden verkoold zijn. Suzette is imuun en Kees is in het geestenrijk. Die hebben er geen last van. De atmosfeer is giftig. Dat is wel een probleem, maar met hun demonische krachten is daar wel wat aan te doen.
Ze lopen naar beneden. Het wordt geleidelijk minder heet. Na een paar uur gaat het lood regenen. Aan de oever van een meer van vloeibaar metaal, groeien gouden bloemetjes en wilgen van levend zilver. Het is hier prachtig en Ab plukt een paar bloemetjes. Plotseling vinden ze een metalen pak in het gras, een soort harnas voor een kind van 12. Als ze het vizier openen, komt er een vlaag koude lucht uit. In het harnas zitten botten. Als ze het verder onderzoeken, ontdekken ze ingewikkelde runen die er voor zorgen dat de binnenkant van het pak lekker koel blijft. Degeen die het aan had, is gestorven aan een pijl door het vizier. Ze halen Kees over om het aan te trekken. Zo kunnen ze beter communiceren.
Nog lager is de ‘roestgrens’. Hier zijn de bomen van ijzer en er ligt een laag roestende bladeren op de grond, als een soort metalen humus. Het is nog steeds onmenselijk heet. In de humus liggen honderden ijzeren harnassen weg te roesten. Ze hebban allemaal kindermaten. De meeste zijn kapot, dragen sporen van gevechten met gaten van klauwen en zwaarden. Maar er zijn er nog een aantal intact. Hoewel veel minder mooi dan het exemplaar dat Kees draagt, hebben ze wel hetzelfde effect tegen de hitte. Omdat ze niet weten hoe lang de toverdrank nog actief blijft, zoeken Mio en Liselotte er ieder eentje in hun eigen maat en trekken die aan. Ze zitten opvallend comfortabel, dat is duidelijk een magisch effect.
Kees vindt hier spoken. Maar die hebben niet veel te vertellen. Ze zijn omgekomen in oorlogen met de vuurgeesten en ze komen uit de stad Diopos, die even verderop ligt. Het ligt voor de hand om naar de stad te gaan. Onderweg worden ze staande gehouden door een compagnie van geharnaste kinderen. Die vinden het vreemd om onbekenden tegen te komen en ze worden meegevoerd naar de stad. Hoe lager men komt, hoe koeler het wordt en als het nog ‘maar’ een graad of 50 is, gaan de vizieren omhoog. Er is hier een rivier van kokend water, die door een lage opening in de ijzeren muren van de stad stroomt. Met ijzeren bootjes varen ze naar binnen. In de stad is het heet, maar de lucht kan zonder gevaar worden geademd. Ze varen tussen verwaarloosde boomgaarden en graanvelden, in de verte staat een volwassene op een ladder appels te plukken. En dan komen ze aan een tweede ijzeren muur, ook helemaal bedekt met runen.
De stad is vervallen en vrijwel uitgestorven. Bij een groot pyramide-achtig gebouw staat een meisje in net zo’n harnas als dat van kees. Ze bekijkt het gezelschap en roept omhoog: "Diopos! We hebben gasten!"
De godheid ziet er uit als een kereltje van een jaar of tien. Maar hij blijkt knettergek te zijn en totaal paranoide. Er is geen zinnig gesprek met hem te voeren en uiteindelijk is een gevecht onvermijdelijk. De mensen houden zich afzijdig. Zijn ze bang om zich in een gevecht tussen goden te mengen, of hopen ze dat hun god eindelijk ten val komt?
Diopos blijkt een formidabele tegenstander. Als hij uiteindelijk verslagen is, wil de ontlichaamde geest van de demon bezit nemen van het meisje in het harnas. Liselotte probeert hem op te slorpen, zodat ze voorgoed van hem af zijn. Maar hij is te sterk. De anderen proberen het ook, terwijl het meisje zich met uiterste wilskracht tegen de invasie van haar godheid probeert te verzetten. uiteindelijk lukt het Mio om Diopos uiteindelijk definitief te vernietigen. Hij absorbeert de demon, hij versmelt er mee en wordt een met al diens kennis. Om zichzelf te blijven, moet hij een heleboel Diopos afstoten, maar een klein beetje van diens kennis en vaardigheid kan hij absorberen. Hij besluit om de kennis van deze wereld en van de lokaties van de portalen naar andere werelden te behouden. En hij komt er achter dat hij veel leniger is dan voorheen. Hyperactief, alsof hij vijf koppen koffie opheeft, rent hij de pyramide in waar de poort naar Amsterdam ligt en hij schakelt onderweg alle vallen uit, zolang hij nog weet waar ze zijn. Zijn vrienden maken zich zorgen, maar als hij klaar is en terug komt, is hij zichzelf weer – grotendeels. Maar hij is wel in de war. Is er nu een scheppende macht uit het universum verdwenen? Of zijn er twee samengevloeid?
Inmiddels is een afvaardiging gegaan naar de mensen die in de dorpen aan de bevroren zee wonen. Als Mio klaar is, komen die mensen net terug. Van de meer dan honderdduizend mensen op deze wereld, zijn er nog maar minder dan 500 in leven. Diopos heeft in de laatste jaren van zijn bewind alles kapot gemaakt wat hij wilde opbouwen. Iedereen wil hier weg. De kinderen weten niet wat hen te wachten staat in het andere Amsterdam, maar toch besluiten ze om alle mensen mee te nemen.
Als ze in de catacomben van de pyramide zijn, na vele valstrikken, die Mio zorgvuldig ontwijkt, vinden ze de zaal waar de oude jaguar- en adelaarsuitrustingen liggen. Daar worden er een paar van meegenomen, want je weet maar nooit. En er ligt een monstrans, een ding waarin een demon zonder lichaam tijdelijk aan de aantrekkingskracht van de abyss kan ontvluchten. Die moet natuurlijk mee! Hier is ook de zaal met sarcofagen van oude lichamen van Diopos. Vier ieder jongetje heeft hij een prachtige sarcofaag gemaakt van edele metalen. Dan komen ze aan het portaal. Met Besertana is het een fluitje van een cent.
Direct vanuit het midden van de pyramide, opent het mes eenportaal naar het dak van een groot handelshuis aan de haven van hetandere Amsterdam. De kinderen kijken uit over een vloot achttiende eeuwse zeilschepen. Nee, dit is niet ons eigen A’dam tijdens de Sail. Het is een soort Douwe Dabbert land. Als ze naar het straatniveauafdalen, komen ze er achter dat het er wel een heel zwarte variant vanis, want beneden is net een slavenmarkt gaande.
Ze laten de bewoners van de wereld van levend vuur en levend metaalachter en gaan op verkenning uit. Er zijn op straat bijna geen mannente zien. In de Nieuwe Kerk worden mensenoffers gebracht. En overallopen patrouilles van in leder gestoken dames met karwatsen a
an dezijde. Nee. Het is hier niet knus. "Waarom dragen jouw jongens geenhalsband?" vraagt een amazone aan Suzette. Ze improviseert een vaagverhaal over bureaucratie en leveranciers. Dit wordt gelukkig geslikt.Maar het is toch een goed idee om ons een beetje te vermommen. Erworden dus meisjeskleren van een waslijn afgehaald voor Mio en Ab. Delaatste verandert zich ook fysiek in een meisje. Als er door eenraampje van de Nieuwe kerk naar binnen gekeken wordt, zien ze het eeldvan Tara, omgeven door stapels lijken. Er zijn tientallen, ja honderdenmensen aan haar geofferd.
Aan de andere kant van deze Dam staat een onsmakelijk monument in devorm van een halve phallus. Er wordt daar een jongetje van twaalfgecastreerd. Geen plezierig gezicht. De demonen verstoppen zich achterhet monument en buiten het zicht van de mensen, maakt Besertana eendoorgang naar hun eigen Amsterdam. En ze komen uit achter het bekendemunument op de Dam. Het spook van Gijsbrecht van Aemstel is blij dat zezo snel resultaat hebben. Er blijken maar drie uren verstreken te zijnsinds hij in het Amsterdamse Bos afscheid van hen nam. Dan gaan zeterug naar het andere Amsterdam. Suzette wordt aangesproken door eenbejaarde dame, die bij het casrtreren zat te breien. Ze heeft het gezelschap herkend als ‘goden’ en zij herinnert zich nog de oude goden. Gelukkig, er is een ondergrondse beweging die de oude goden terug wil. Ze noemt zelfs de namen van de belangrijkste goden: de Blauwe Vlam, de Vliegende Vis, de Wind in de Zeilen, de Koperslager, de Rode Ridder en het Zwaard van Orion.
Tijd om plannen te maken. Liselotte stelt een gecoordineerde actievoor. Zij zal met de mensen vanuit de vuurwereld aanvallen. Met 4 vande kinderen uit die wereld sluit ze een pact, en leert ze bepaaldekrachten waarmee ze chaos kunnen creeren. Suzette zal de ondergrondseaansturen en de rest gaat de demonen uit Amsterdam halen. Om te zorgendat Liselotte weet wanneer de aanval begint, begaat ze een daad vanultiem vertrouwen: ze geeft Suzette een deeltje van haar Ware Naam. Alsdie wordt uitgesproken, hoort ze het zelfs al is ze op een anderewereld.
Ik heb beide delen (middag en avond) van deze sessie samengevoegd.