Suzette is naar haar vriendinnetje in het ziekenhuis en Ab, Mio en Isa zitten op het braakliggende veldje achter het station. Kees is een tijdje weggeweest. Hij belt de anderen en komt naar ze toe. Hij vertelt dat hij naar de schemerwereld is gegaan en daar het een en ander heeft meegemaakt. Eerst is hij naar de oneindig hoge toren geweest die staat waar in onze wereld de leidse burcht staat. Daar heeft hij een pad gevonden dat door de tijd heen naar het verleden leidt. Op het tijdstip dat de toren gebouwd werd, is een verduistering. Daar voor is de wereld nog pril en ongerept. De toren dateert blijkbaar uit dezelfde periode als de zondeval. Daarna is hij naar het recente verleden gegaan en heeft daar gekeken wat er gebeurde nadat Ot en Mio bij Celestine aankwamen. Hij heeft gehoord hoe Ot aan Mio vroeg: ‘Geloof je?’ en daarna iets met hem deed waar het jongetje van buiten westen raakte. Samen met Quilm luistert hij naar de ruzie tussen Ot en Asmodeus over "de sleutel", Elise. Ot tovert Asmodeus met een handgebaar weg en overlegt dan met Celestine over de rol van het engeltje Elise, die door de hemel is gezonden om een nieuwe zondvloed te bewerkstelligen. Het Vaticaan wil daar aan meewerken, maar Celestine wil Elise gebruiken om naar de hemel te gaan en aan God te vragen wat Hij nu eigenlijk wil. Asmodeus is van plan om haar te volgen om de hemelpoort te bestormen. En Ot zegt dat dat ook het einde van de wereld zal betekenen. Hij is ook de enige die zich het lot van de kinderen aantrekt. Celestine en Asmodeus wilden de kinderen folteren en ondervragen, maar hij haalt Celestine over om ze in plaats daarvan door middel van een heel ingewikkeld magisch proces te fuseren met gevallen engelen, zodat de kinderen zelf konden blijven leven.
Wat gaan we doen? Kees wil met ons de schaduwwereld in. Isa wil de Pieterskerk bezoeken, want daar gaat vanavond iets spannends gebeuren en Mio wil in het museum van Volkenkunde inbreken om de katana te stelen voordat de cultus van het japanse duiveltje dat doet. Ze gaan het allemaal doen, maar na elkaar. Eerst gaan ze naar Volkenkunde. Daar inbreken is niet zo heel moeilijk. Het is feitelijk een zooite in het museum en de bewakingscamera’s en bewegingssensors zijn gemakkelijk om de tuin te leiden of onklaar te maken. Twee verdiepingen naar beneden vinden we de zaal met katana’s. Het zijn er vijftien schuifkasten vol. En natuurlijk zit het ding wat we zoeken in de voorlaatste kast. Het is eigenlijk een onooglijk ding, een bot zwaard met een houten handvat. Maar het is de enige met ook maar een glimmertje magie. Mio pakt het zwaard en sluit de kasten weer. Dan gaan ze via een portaal direct naar het huis van Kees. Zijn ouders zijn gelukkig niet thuis. Het zwaard wordt in een hoekje van Kees’ kamer gezet. Zo’n bot zwaard valt niet op en een rommelige jongenskamer. In de huiskamer staat de tv aan met nieuws over de bomaanslag. De kinderen gaan tv kijken en Kees haalt er blikjes cola bij. Mio wil bier. Hij krijgt een flesje Kanon, waar zijn engel heel blij van wordt. De aanslag is internationaal nieuws. Niet alleen is het de grootste bomaanslag ooit in Nederland, onder de meer dan 87 doden en 164 zwaar gewonden is ook een internationaal beroemd kindsterretje: Sunny Dale. Wij denken dat zij een demon was en het doel van de aanslag. De noodtoestand is afgekondigd, Leiden zit vol ramptoeristen, kortom: chaos.
Door de schemerwereld gaan we naar de Pieterskerk. De schemerwereld is zwart/wit en alles ziet er vervallen en vergaan uit. Mensen in de echte wereld zien er hier uit als rokende gestaltes. Kees legt uit dat die rook het wegvliedende leven is. Wijzelf geven een zacht blauw licht behalve Isa, die is rood. Kees wil ons eerst nog even de oneindig hoge toren laten zien. Het is een raar ding. Op grote hoogte is hij niet meer van steen, maar van een soort organisch materiaal. Isa helpt Mio en Ab om er aan te luistern. Er is een soort hartslag te horen. Kees vertelt dat hij Besertana in de muur heeft gestoken, maar dat het geen goed idee was. Omdat er hier eigenlijk niets te beleven is, gaan ze verder. Via de Gekroonde Liefdepoort gaan ze naar de Pieterskerk. Er loopt iemand op het plein. Deze figuur is vreemd: de rook trekt naar hem toe in plaats van dat het van hem af dampt. Alsof hij het leven uit de omgeving opzuigt. Dit moet een hunter zijn. Ab valt van het muurtje af, maar hij wordt gelukkig niet opgemerkt. Blijkbaar kunnen ze niet in deze wereld kijken. Mio vliegt naar het dak, Ab en Isa slaan hun klauwen in het gesteente en klimmen omhoog, terwijl Kees leviteert. Dit is zijn wereld. De slayers hebben hem tenslotte zelf gemaakt. Hij kan dus ook gewoon door de muren heen, die voor de anderen even echt zijn als in de fysieke wereld. Bovenin de kerk gaan ze via een deurtje naar binnen en kijken van bovenaf en de diepte. Daar zijn tientallen mensen bezig. Ze hebben allemaal het effect dat de rook naar ze toe trekt. Jagers! Maar er is xc3xa9xc3xa9n heel vreemde gestalte. Die geeft rood, geel en groen licht en het lijkt alsof hij de rook in- en weer uitademt. Kees maakt een doorgang naar de echte wereld en we zien dat de mensen mannen en vrouwen in lange jassen zijn. De lichtende gestalte is een oude man die bewusteloos in een vaag kruisvormige metalen contraptie hangt. Isa wordt woedend. Het is de Orde van Jeruzalem en ze houden daar xc3xa9xc3xa9n van ons gevangen. Ze ontvouwt haar vleugels en vraagt aan Mio om haar de goede richting op te gooien zodat ze in glijvlucht bij de gevangen demon kan komen. De mannen halen machinegeweren onder hun regenjassen vandaan en beginnen op haar te schieten. Exc3xa9nmaal beneden klauwt ze het apparaat kapot zodat de oude man er uit tuimelt. Mio vliegt ook snel naar beneden en begint hem te genezen. Zodra de man bij bewustzijn komt, groeien er hoorns en dorens en hij springt op de jagers af. Ook op hem worden machinegeweren leeg geschoten, maar Isa en hij trekken zich er niets van aan en ze beginnen de hunters aan stukken te scheuren. Bij de voordeur activeren een paar jagers een vreemd apparaat waar een lichtstraal uitkomt die een arm van de oude demon afsnijdt. Ab en Kees komen ook snel naar beneden. Ab slaat een jager neer, grijpt diens machinegeweer en opent het vuur. Kees opent een graf en maakt een doorgang naar de schemerwereld. Mio trekt een ijzeren pijp uit het apparaat en begint op een jager te meppen. Als die neer gaat pakt hij het wapen
en gaat bij het graf staan schieten om de aftocht te dekken. Iedereen wordt gewond maar ze ontkomen allemaal en in de schimmenwereld geneest Mio de verwondingen. Opeens verandert de demon weer in de oude man en roept: "Geef mijn lijf terug!" Hij spring op Ab en begint te slaan. Ab grijnst. De conclusie ligt voor de hand. Mio en Kees beginnen mee te slaan op Ab, totdat het jongetje buiten westen raakt. Uznarda kan Ab’s lichaam weer terugnemen en hij wordt snel genezen terwijl de oude man in bedwang wordt gehouden door Isa. In zijn lichaam treft Uznarda het bewustzijn van Ab zwaar getraumatiseerd aan. De demon was al begonnen de ziel van het jongetje op te eten! We hadden echt geen seconde te verliezen. Mio wil het creatuur meteen terug naar de Abyss sturen, maar Isa wil hem eerst ondervragen. Het blijkt de gevallen engel Iftikar te zijn, de oorspronkelijke demon die de Orde van jeruzalem tijdens de kruistochten heeft bestreden. Ze blijken hem al die eeuwen
als een soort demonenzoeker te hebben gebruikt en hij heeft hun gebruikt. Dit is niet de eerste keer dat hij op deze manier heeft geprobeerd vrij te komen, maar wel de eerste keer dat het is gelukt. Als het goed is, is de Orde nu stuurloos. Mio vraagt hem waarom hij Ab aanviel. De oude man lacht schamper. Hij wou een jong lichaam en Ab was toevallig het dichtste bij. Kees slaat de oude man dood.
Ze gaan naar de boomhut en daar ziet Mio tot zijn schrik dat het al kwart voor twaalf is. Hij moet snel naar het museum, want daar verzamelen de vechtsporters zich waar hij mee mee zou gaan. Onderweg neemt hij weer mensengedaante aan en bij de Labruyere’s wisselt hij snel zijn kapot geschoten kleren, die onder het bloed zitten, voor een vers camouflagepakje. Hij is daardoor net te laat en krijgt op zijn kop van de leider van de expeditie. Meteen vertrekken ze. Iedereen blijkt exact te weten wat hij of zijn moet doen en Mio hobbelt er een beetje achteraan. De inbrekers zien verbaasd dat de beveiliging al is uitgeschakeld, maar ze denken dat het een deel van het meesterplan was. Ze gaan zonder problemen naar de benedenverdieping en weten perfect welke kast ze moeten hebben. Het is inderdaad de open plek! Wat een tegenslag! Mio houdt zich strak. In bedrukte stemming gaat het gezelschap terug naar de dojo. De japanse duivel is helemaal niet tevreden. In perfect Nederlands begint hij ze uit te leggen dat ze totaal tekort geschoten zijn, dat dit absoluut onvoldoende is en dat ze hem enorm teleurgesteld hebben. Bij het weggaan zegt hij, met een stem die _letterlijk_ geen tegenspraak duldt, tegen Mio "Hierblijven!". Bilifor verbergt zich op de diepste achtergrond van Mio’s bewustzijn. Het japanse jongetje kijkt Mio diep in de ogen, schud met zijn hoofd en zegt dan: "Ga maar".