Met behulp van factoranalyse hebben onderzoekers vastgesteld dat bij het beschrijven van de persoonlijkheid van een orang utan drie van de menselijke Big Five persoonlijkheidsfactoren worden teruggevonden, te weten emotionele stabiliteit, extraversie en vriendelijkheid. De twee andere, openheid en ordelijkheid, hebben geen beschrijvende waarde voor orang utans. Wel zijn er twee nieuwe factoren aangetroffen, die bij mensen niet bruikbaar zijn. Het gaat hier om de factoren dominantie en en verstand (deze laatse factor komt niet geheel overeen met intelligentie, maar is veel breder).
De factor dominantie wordt bij meer mensapen teruggevonden. Bij chimpansees zijn bijvoorbeeld zes factoren teruggevonden: onze Big Five plus dominantie, waarvan dominantie de belangrijkste is.
De verschillen in dominantie tussen mensen zijn te gering om nog een beschrijvende waarde te hebben. Dominantie is dus bij de mens zijn onderscheidende waarde kwijtgeraakt. Merkwaardig vind ik in dit verband dat we in bijvoorbeeld de Nederlandse persoonlijkheidsvragenlijst voor de jeugd (NPV-j) de factor dominantie WEL terugvinden. Zou hier sprake kunnen zijn van een voorbeeld hoe de fylogenese en de epigenese ook in de opbouw van karaktertrekken parallellen vertonen? Orang utans staan ietsje verder van de mens dan chimpansees. Hun persoonlijkheidsstructuur heeft drie van de big five factoren en twee die wij niet hebben. Chimpansees staan al wat dichter bij ons, zij hebben vier factoren gemeen met de orang utan en vijf met de mens. Ik ben benieuwd hoe belangrijk dominantie is bij bonobo’s, die nog ietsje dichter bij de mens staan?
Maar, dominantie vind je dus bij prepubers nog terug. Zou dan bij jonge kinderen ook de factor verstand terug te vinden zijn? Het zou wel heel interessant zijn als bij jonge kinderen andere karaktereigenschappen meespelen dan bij volwassenen.